Interview

Focus en daadkracht

Tekst Masja Lebouille
Gepubliceerd op 09-11-2021 Gewijzigd op 17-06-2022
Beeld Maurits van Hout
Voormalig AFM-topvrouw Merel van Vroonhoven verruilde haar bestuurskamer voor de pabo en een so-klas. De weg die ze aflegde, tekende ze op in haar boek De stap. In haar nieuwe wereld regeert de verbazing: ‘Hoe kun je werken aan achterstanden en kansengelijkheid zónder leraren?’

Van de Nationale Nederlanden (NN) tot voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten (AFM): de carrière van Van Vroonhoven is indrukwekkend. Als jongste vrouw ooit schopte ze het tot de directies van NN en het beleggingsbedrijf van ING. Maar eenmaal aan de top werd haar wens om een specifiekere bijdrage aan de maatschappij te leveren, steeds sterker. ‘Ik wilde me inzetten voor kansengelijkheid en de kloof tussen systeem en individu verkleinen. Dichter bij mensen die dat het meest nodig hebben.’

Voldoet het onderwijs aan uw verwachtingen?
‘Ik koos voor het speciaal onderwijs omdat ik iets wilde betekenen voor kinderen die het niet zo gemakkelijk op eigen kracht redden. Bij mijn zoon, die autisme heeft, zag ik hoe je als leraar het verschil kunt maken. In een kleine klas met een gespecialiseerde docent bloeide hij op. Zelf had ik nooit gedacht dat er zo veel parallellen zijn tussen leidinggeven aan volwassenen en aan kinderen. En hoewel ik nog veel moet leren, vind ik het vak zelfs mooier dan gedacht en geef ik met veel plezier les.’

Welk advies kunt u zij-instromers meegeven?
‘Ga meelopen met leraren en vraag hen naar de mooie en minder mooie kanten van hun vak. En bedenk goed welke ervaring je uit je vorige carrière wilt meenemen. Je hoeft heus niet alles aan de wilgen te hangen. Kies de school waar je wilt werken zorgvuldig uit. Je begeleiding staat of valt met de schoolleider en de schoolcultuur. Kijk bijvoorbeeld of de collega’s je inspireren: zij zullen mede je werkgeluk bepalen.’



Veel leraren haken af. Hoe kijkt u naar het Nederlandse onderwijs, nu van binnenuit?
‘Ik ben erg geschrokken van het systeem. We hebben een samenleving gecreëerd waarin je alle kansen krijgt als je goed mee kunt komen, maar als die ratrace lastiger voor je is, kom je gemakkelijk in de verdrukking. Tijdens mijn eerste stagejaar dacht ik: help, het denken in competentie, concurrentie en prestatie is hier bijna verder doorgevoerd dan in de zakenwereld! Het onderwijs zit vol afvinklijstjes om leerlingen en leraren mee te beoordelen. En uit het bedrijfsleven weet ik: je krijgt wat je meet. Dus als we vooral op Cito-scores letten, is het logisch dat iedereen Squla gaat gebruiken en Cito-trainingen gaat volgen. Ik heb in het bedrijfsleven gezien wat er kan gebeuren als je te veel gaat denken vanuit spreadsheets. Goed onderwijs draait om zoveel meer. Natuurlijk moeten scholen en leraren zich verantwoorden en zijn data belangrijk, maar we moeten stoppen ons er blind op te staren. Minder turven van kpi’s, kritische prestatie-indicatoren, en meer tijd nemen voor observaties en gesprekken.’

‘Den Haag initieert al
iets nieuws zonder
tekort op te lossen’


Moeten we dan helemaal niet meer naar scores kijken?
‘Zeker wel, maar er moet meer balans zijn. Goede scholen hebben een mix van dingen die ze meten en beschouwen dat niet als absolute waarheid. Ons rendementsdenken verlamt het onderwijs, de zorg en de maatschappij. We moeten daar anders naar gaan kijken, meer kwalitatief. Ons onderwijsniveau daalt al twintig jaar en de kansenongelijkheid neemt toe. En intussen blijven we vasthouden aan een systeem waarin we opleidingen en schoolbesturen op grote afstand aansturen via financiële prikkels, die vooral gericht zijn op hun eigen belang.’

En dat belang is dus niet beter onderwijs, bedoelt u?
‘Het lerarentekort is het grootste probleem. Besturen en scholen zouden hierin structureel moeten samenwerken, maar ons stelsel is gebaseerd op concurrentie. Scholen worden gefinancierd op basis van hun leerlingenaantallen, dus ieder voert zijn eigen strijd. Dat kunnen we ons niet langer permitteren.’

Wat moet er veranderen?
‘Het lerarentekort aanpakken is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Elk kind verdient goed onderwijs, en het kan niet zo zijn dat een school in een kansarme buurt leerlingen naar huis moet sturen, terwijl er verderop drie boventallige leraren rondlopen. Daarnaast moeten besturen en lerarenopleidingen de aansluiting op de praktijk verbeteren. Neem klassenmanagement: daarover krijg je in je opleiding in het eerste jaar doorgaans weinig les. Passend onderwijs idem. Terwijl je dat direct nodig hebt als je voor de klas staat.’

Worden leraren voldoende betrokken bij lerarenopleidingen en onderwijsbeleid?
‘De structurele stem van leraren aan tafel is nog heel dun. Niet omdat ze niet willen, maar omdat ze niet structureel gevraagd worden. Terwijl het onderwijs beter wordt als je de leraar betrekt bij beslissingen die gaan over vakinhoud. Dus pleitte ik in mijn rapport (voor OCW, 2020, red.) voor meer inspraak als beroepsgroep. Het vak moet meer centraal komen te staan, en leraren mogen hun plek opeisen. Staak niet alleen voor meer salaris en betere arbeidsvoorwaarden, maar óók voor die plek aan tafel. Bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van lerarenopleidingen en bij de totstandkoming van lesmethodes.’

‘Overleg pabo’s
werd een soort
Poolse landdag’


Welke rol ziet u voor de overheid in de lerarenopleidingen?
‘Als minister ben je verantwoordelijk voor het stelsel. En als dat niet functioneert, moet je het repareren. Wat mij betreft gaan de perverse concurrentieprikkels uit het stelsel, wordt (regionale) samenwerking tussen besturen en opleidingen wettelijk verankerd en structureel gefinancierd, komt er scherper toezicht voor besturen en stopt de versnippering van opleidingen, door één lerarenacademie, waar leraren én schoolleiders worden opgeleid. Vanuit hetzelfde curriculum, zodat ze elkaar kunnen versterken. Ik heb bij het Lobo (landelijk overleg pabo’s, red.) gezien hoe verschillende pabo’s het niet eens werden over de norm voor de Wiscat, de rekentoets die nota bene van Cito komt. Het was een soort Poolse landdag. Als ze het daar al niet over eens kunnen worden, hoe moet het dan met het bepalen van wat goed onderwijs is?’

 

Voor het blok

Mag de inspectie schoolbesturen wegsturen die ondermaats functioneren?
‘Ja, als dat structureel is. Besturen genieten veel invloed en verantwoordelijkheid. Ze mogen bijvoorbeeld zelf beslissen over de lumpsum. Dat kan, maar dan moeten ze zich wel nadrukkelijker verantwoorden en strenger getoetst worden op geschiktheid. De onderwijsinspectie kan besturen nu alleen wegsturen als ze frauderen, of als er echt heel slechte onderwijsresultaten zijn. In de financiële wereld zou dat ondenkbaar zijn.’

Staan zij-instromers te snel alleen voor de klas?
‘Soms wel. Dat concludeerde de inspectie onlangs ook. Het laat zien dat de begeleiding beter moet. Ik vind het overigens verwarrend dat er nu twee routes zijn voor zij-instromers: de verkorte deeltijdopleiding en zij-instroom in beroep, waarbij je snel zelfstandig lesgeeft en salaris krijgt. Ik raad aan om er één traject van te maken. Het hangt dan af van je ervaring en geschiktheid wanneer je zelfstandig mag lesgeven.’



In uw boek beschrijft u dat de begeleiding van zij-instromers door lerarenopleidingen te wensen overlaat. Als ingenieur moest u de verplichte rekentoets maken.
‘Zo zijn er talloze voorbeelden. Een eerstegraads docent Frans die zich na 25 jaar voor de klas wilde laten omscholen voor wiskunde, kreeg nauwelijks vrijstellingen en moest de vierjarige opleiding doen. We miskennen en ontmoedigen zo kostbaar talent. Maar de opleidingen maken zich daarover nauwelijks druk, omdat de studenten die vóór februari afhaken – rond de 30% – niet meetellen in de instroom en dus de uitstroomcijfers niet omlaag trekken.’

 

Als kersvers leraar in opleiding benoemde OCW u tot aanjager lerarentekort. Doet het ministerie genoeg om het probleem aan te pakken?
‘Het lerarentekort is een veelkoppig monster. Maar als je leraren kundig opleidt en hen vervolgens goed begeleidt, zorgt voor kleinere klassen en een goed loopbaanperspectief, en beter betaalt, wordt werken in het onderwijs weer aantrekkelijk. In plaats daarvan is er het NPO. Mijn advies zou zijn: houd die 8,5 miljard beschikbaar maar geef het nog niet allemaal uit. Laten we dat ombuigen naar structureel geld, voor een langere periode: voor dus kleinere klassen, hogere salarissen en betere begeleiding van leraren en zij-instromers. En we moeten ook het schoolleiderstekort niet vergeten. Uit onderzoek blijkt dat sterke schoolleiders beter onderwijs realiseren. Zo werk je indirect dus ook aan het behoud van leraren.’

Is er genoeg met uw aanbevelingen gedaan?
‘OCW heeft wel de lerarensalarissen in het po verhoogd, maar er is nog lang niet genoeg gedaan. Slob en Van Engelshoven zeiden bijvoorbeeld toe dat er een taskforce lerarentekort zou komen, maar die is er nog steeds niet. Ik hoop dat er straks een dappere onderwijsminister komt die daadkracht en visie laat zien. Want met mijn analyse en aanbevelingen zat mijn officiële taak erop. Ik ben beginnend juf, en daar heb ik mijn handen vol aan.’

Proef ik enige teleurstelling?
Verbazing is een beter woord. Want de tijd van rapporten schrijven is echt voorbij, we moeten in actie komen. Maar Den Haag schijnt te denken dat je nieuwe dingen kunt initiëren zonder eerst het lerarentekort op te lossen. Hoe kun je werken aan achterstanden en kansengelijkheid zonder leraren? Voor passend onderwijs en curriculumvernieuwing geldt hetzelfde. Eerst moet de basis op orde, anders bouw je op drijfzand.’

Merel van Vroonhoven is zij-instromer op een Haagse basisschool, na een jarenlange carrière in het bedrijfsleven. In 2012 werd ze Topvrouw van het Jaar. Voor OCW analyseerde ze de aanpak van het lerarentekort. Lees ook: Van Vroonhoven maakt indruk. En bekijk ook haar leestips.

Dit artikel verscheen in Didactief, november 2021.

 

Verder lezen

1 Van Vroonhoven maakt indruk

Click here to revoke the Cookie consent