Interview

Dubbelportret: Kees-Jan de Swart en Véronique Vanlaeken

Tekst Winnifred Jelier
Gepubliceerd op 19-11-2020 Gewijzigd op 19-11-2020
Beeld Ed van Rijswijk
Hoe is het om een van de oudste of juist een van de jongste schoolleiders van Nederland te zijn? Kees-Jan de Swart (1955) en Véronique Vanlaeken (1992) vertellen hun verhaal.

Kees-Jan de Swart is schooldirecteur van cbs Instituut Coolsma in Driebergen.

‘In 1993 was ik adjunct-directeur op een van de eerste scholen in Almere. Ik organiseerde sportdagen, voetbaltoernooien, van alles. Heerlijk. Maar toen werd mijn baas ziek. Ik werd waarnemend directeur. Mijn bedoeling was om plaats te maken voor een opvolger. Maar het waarnemerschap duurde zo lang dat ik uiteindelijk zelf maar solliciteerde. 

Zo rolde ik eigenlijk toevallig in het vak. Als je tegenwoordig schoolleider wilt worden, doorloop je eerst een uitgebreid opleidingstraject. Mijn eerste schoolleiderstraining was in 2000, maar liefst zeven jaar nadat ik begonnen was.

'Ik zie nu sneller wat voor de school belangrijk is'

In de afgelopen decennia is er voor schoolleiders veel veranderd. In de jaren tachtig was het vooral de overheid die besloot wat er op scholen gebeurde. Inmiddels is de zeggenschap van scholen veel groter geworden, we hebben meer beleidsruimte gekregen.

Na Almere heb ik nog in Soest gewerkt, nu zit ik in Driebergen. Ik ben het makkelijker gaan vinden om prioriteiten te stellen. Ik zie veel sneller dan vroeger wat voor onze school belangrijk is en wat we kunnen laten liggen. Als ik de informatiestroom zie waar nieuwe directeuren tegenwoordig mee te maken hebben, denk ik weleens: goh, dat ze zich daarin overeind kunnen houden. Ik weet niet of ik dat gered zou hebben. Het is voor hen denk ik extra belangrijk om goed na te denken over hoeveel tijd ze voor zichzelf inruimen om beslissingen te nemen. Die denkruimte moet je maken. Sommige mensen zijn daar van nature wat behendiger in, maar uiteindelijk komt het ook aan op leeftijd en ervaring.’


Véronique Vanlaeken is adjunct-directeur van de Prinses Marijkeschool in Den Haag.

‘In 2017 begon ik met de schoolleidersopleiding in Utrecht, een master met een specialisatie in leidinggeven. Als je zo’n opleiding doet, weet je nog niet wanneer je schoolleider kunt worden. Daarom was het extra bijzonder dat ik direct als leidinggevende op mijn school in de Schilderswijk aan de slag kon. De adjunct-directeur ging met pensioen. Ik heb gesolliciteerd en ben het geworden. Dat is nu twee jaar geleden. Ik was toen 26 jaar.

Ik heb er geen dag spijt van gehad. Het werk bevalt hartstikke goed. Mijn dagen worden gevuld met deels geplande en deels ongeplande zaken, van subsidieaanvragen, managementvergaderingen en klasbezoeken tot gesprekken met ouders en leerkrachten. Het is uitdagend en tegelijkertijd ontzettend leuk om zoveel te moeten schakelen. Een bijzondere tijd was het begin van de coronacrisis. Die periode haalde het beste in ons team naar boven. Elke leerling kon een tablet van de school krijgen en we hadden snel voor alle klassen een digitaal lesprogramma. 
 

'Mensen zijn vaak nieuwsgierig naar mijn verhaal'


Werken in het onderwijs is zingevend. We dragen bij aan de toekomst van kinderen. In de Schilderswijk voel je die zingeving misschien nog wel extra vergeleken met andere wijken in het land.

Leidinggeven is een leven lang leren. Een opleiding volgen is niet genoeg. Je leest literatuur en discussieert met andere studenten over de theorie, maar uiteindelijk moet je vooral in de praktijk ervaren dat het bijvoorbeeld uitdagend kan zijn om collega’s mee te krijgen in een nieuwe koers.

Mensen zijn vaak nieuwsgierig naar mijn verhaal als ze me voor het eerst ontmoeten. Het fascineert ze soms dat ik relatief jong ben. Voor mij staat leeftijd los van wat je kunt betekenen en bereiken in het leven. Het belangrijkste is dat ik doe waar mijn hart ligt.’

 

Dit artikel verscheen in de special 'Schoolleiders maken het verschil' bij Didactief, november 2020. 

Click here to revoke the Cookie consent