Het onderwijs doet zijn best om bij te blijven bij de digitalisering, maar is nog zoekende. Dat concludeert de Onderwijsraad, het belangrijkste adviesorgaan van de regering inzake onderwijs, in zijn rapport Doordracht digitaal dat 9 mei verscheen. De raad concludeert grote verschillen tussen scholen in digitalisering en de inzet van digitale innovaties. Vaak ontbreekt er nog een visie op onderwijs en ict. En dat is best verbazingwekkend anno 2017. Volgens de raad zouden scholen digitale leerdoelen moeten formuleren, en daar leermiddelen en organisatorische toepassingen op inzetten. In plaats van zomaar te beginnen met digitale middelen ‘omdat het kan’. Er moet een gegronde keuze aan vooraf gaan. Om scholen wat te helpen, heeft de raad een aantal tips.
Zoals elke leraar weet is het inzetten van digitale leermiddelen makkelijker gezegd dan gedaan. De ene keer stoort het digibord, de andere keer doet een computer het niet of is het internet te traag. Gelukkig is de raad zich hiervan bewust. Ze adviseert de overheid om voor goede randvoorwaarden te zorgen: goed materiaal, internet en genoeg geld. Ze gaat zelfs een stap verder en bepleit een revolutionaire stap: besteed alle techniek van digitale leermiddelen uit aan één samenwerkingsverband van bedrijven, onderwijs, uitgeverijen en overheid, zodat scholen niet bij elk leermiddel met andere technische eisen worden geconfronteerd. Laat de uitgeverijen de inhoud maken, maar regel de techniek centraal.
Voordeel is volgens de raad dat zo ook de privacy centraal geregeld kan worden. Digitalisering mag dan erg zinvol zijn, de raad ziet ook risico’s: op het verspreiden van persoonsgegevens, en lekken in big data. Elke school kent wel incidenten na het klassikaal delen van informatie in de cloud of in klassikale Whatsapp gesprekken. Scholen moeten zich nog bewuster zijn van deze risico’s en van hun verantwoordelijkheid hierin. In een centraal geregelde technische omgeving zouden alle gegevens van een leerling in één systeem opgeslagen kunnen worden, dat (idealiter) goed beveiligd kan worden.
Ook de inhoudelijke wensen van leraren zouden beter gehoord kunnen worden, als het aan de raad ligt. Uitgeverijen kunnen hiermee hun materiaal en de bruikbaarheid ervan verbeteren. Het is wel aan de leraren zelf om aanbieders aan te spreken.
Voor alle leraren die zelf al digitaal bezig zijn en openbaar toegankelijk materiaal ontwikkelen adviseert de raad een financiële ondersteuning van de overheid ‘om open onderwijs uit de sfeer van hobbyisme en altruïsme te trekken’. Ontwikkeling van digitale leermiddelen zou ook in het taakbeleid opgenomen kunnen worden. Als dit voor jouw team nog een brug te ver is en je nog maar weinig digitaal bezig bent, dan is het tijd voor scholing. Elke school zou, volgens de raad, een ict-coördinator moeten hebben.
Aan de basis staat een visie op ict. De raad adviseert elke school die op te schrijven. Om collega’s voor zo’n visiestuk te enthousiasmeren kun je ze materialen laten uitproberen en daarop laten reflecteren. Wat werkt voor ons, wat willen we behouden? Echt uitproberen kan volgens de raad alleen als er een veilige sfeer is in het team en er bijvoorbeeld geen afbeeldingen van een stuntelende collega op het internet verschijnen.
Plan genoeg ‘klep-dicht-tijd’ in
Tot slot hamert de raad erop om niet het ‘echte’, fysieke contact met collega´s en leerlingen uit het oog te verliezen. Organiseer ook ‘klep-dicht-tijd’. En nee, dan bedoelt hij niet mond-dicht-tijd, maar weg-met-die-laptops-en-tablets-tijd. Want de hele dag alleen maar stilzitten voor een scherm heeft natuurlijk ook allerlei fysieke en cognitieve nadelen, zoals spierpijn en concentratieproblemen.
Digitalisering kan kortom beter. Het is tijd om als school een visie op papier te zetten en aan de slag te gaan met digitale leermiddelen, zonder het fysieke contact te verliezen. Gooi die schriftjes nog maar even niet weg.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven