Onderzoek

De nieuwe wij

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 25-03-2008 Gewijzigd op 27-09-2018
Beeld ALLARD DE WITTE
Moslims moeten meedoen in Nederland, te beginnen in Rotterdam. Dat bepleit Tariq Ramadan, filosoof en theoloog, werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Maar dan moeten ze niet steeds als buitenstaanders behandeld worden. Een juf moet handen schudden als het zo uitkomt, pubers moeten hun lesje leren over Darwin of de Sjoa, het hoort allemaal bij de nieuwe wij.

Eenheid in verscheidenheid

Wat we nodig hebben in deze maatschappij is een nieuw verhaal, een officiële erkenning dat Nederland bestaat uit allerlei verschillende mensen, de nieuwe wij zoals ik het noem, een verhaal waarvan ook de collectieve herinneringen van nieuwe burgers deel uitmaken en hun culturele rijkdommen. Pas dan zal iedereen zich hier thuis voelen en zich ook echt burger voelen.’ Als het aan Tariq Ramadan ligt, begint dat nieuwe verhaal in Rotterdam. De omstreden Zwitserse filosoof en islamitisch theoloog - volgens Time Magazine een van de honderd invloedrijkste mensen van het moment – is door wethouder Orhan Kaya (Groen Links) van Participatie en Cultuur in 2007 naar de Erasmus Universiteit gehaald waar hij de bijzondere leerstoel Identiteit en Burgerschap bekleedt. Hij leidde drukbezochte stadsdebatten en bezocht scholen, jongerencentra et cetera. Didactief was aanwezig bij drie masterclasses over burgerschap en identiteit die hij in februari en maart gaf en sprak met hem.

Juridisch

Erudiet, uitdagend en humoristisch weet de charismatische Ramadan zijn gehoor te verleiden tot debat. ‘Dus iedereen die in Rotterdam verblijft, beschouwt u als een burger? Ik heb een Zwitsers paspoort, heb Egyptische ouders en ben hier anderhalve dag in de twee weken: ben ik een Rotterdammer? Wat betekent burgerschap eigenlijk?’ De bereidheid en het vermogen van mensen om deel uit te maken van een gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren, zou de Onderwijsraad zeggen. Dat vindt Ramadan – die ook lesgeeft in Oxford en jarenlang in Zwitserland doceerde – te algemeen. Hij benadrukt in zijn masterclass dat burgerschap in de eerste plaats een juridische dimensie heeft. ‘Burgerschap is dat wat alle leden van een gestructureerde maatschappij gemeen hebben, het feit dat ze officieel erkend aanwezig zijn en allemaal dezelfde rechten en plichten hebben voor de wet. Het schept een gemeenschappelijk raamwerk, waarbinnen ruimte is voor diversiteit.’ Normen en regels in de maatschappij moeten duidelijk zijn en moet iedereen respecteren. Values, waarden, zijn iets heel anders. Normen en waarden worden - zeker sinds Balkenende - vaak in één adem genoemd, maar Ramadan haalt ze liever uit elkaar. ‘Niemand kan bepaalde waarden opleggen. Het is beter het bij wetten te houden: dit is wat we acceptabel vinden. Je kunt de gewetens van mensen niet controleren, stellen dat ze het hetzelfde moeten denken als jij. De waarde dat diversiteit goed is, moet gedeeld worden, maar we hoeven het niet over alles eens te zijn. Neem homoseksualiteit: je hoeft het niet te bevorderen, maar je moet homoseksuelen respecteren.’ Ramadan klinkt bijna voltairiaans: ik ben het niet met je eens, maar ik zal tot mijn dood volhouden dat je het recht hebt het niet met mij eens te zijn. ‘Juist dat je het níet eens bent over waarden, is kenmerkend voor de nieuwe wij: dat ís verschillende waarden en meningen. Wie gezamenlijke waarden wil vastleggen, begint met goede intenties, maar eindigt met dogma´s.’ Maar wat betekent de nieuwe wij voor een school, volgens Ramadan? ‘Volgens mij gaat het over een nationaal curriculum, zaken die móeten worden onderwezen. Neem de evolutieleer: je gaat naar school en je luístert. Als je wilt weten wat je godsdienst daar over zegt, dan haal je dat maar ergens anders. Kennis is kennis en daar moet geen discussie over zijn. Dus er mag geen sprake zijn van onderwerpen overslaan of spijbelen. Voor de Sjoa, de vernietiging van de Europese joden, geldt hetzelfde: het zijn feiten die je moet kennen. Je moet niet wat in Palestina gebeurt, gebruiken om dat onderwerp te vermijden.’ Aparte islamitische scholen vindt Ramadan niet nodig, maar ook niet verkeerd. ‘Ik wil weten: what is the project? Als zo’n school kinderen wil beschermen tegen de omringende maatschappij en wordt gesticht uit angst, is het slecht. Als ze open minded is en past binnen het systeem, zie ik geen probleem.’

Sense of belonging

Maar zijn wetten en regels genoeg om een maatschappij te laten functioneren? Volgens Ramadan heeft burgerschap behalve een juridische ook een sociaal-psychologische dimensie. Tijdens zijn masterclass weet hij de meest persoonlijke associaties los te peuteren bij zijn studenten en die te neutraliseren. ‘Het juridische raamwerk biedt ruimte aan diversiteit, maar om die rijkdom op waarde te schatten heeft een burger het gevóel nodig er bij te horen, a sense of belonging.’ Maar dat gevoel is - net als de liefde - afhankelijk van tweerichtingsverkeer. Soms wordt dat gevoel belemmerd door de illusie die migranten koesteren dat zij naar het land van herkomst zullen terugkeren. Ramadan: ‘Thuis is hier in Rotterdam! Je moet het hier maken, in deze maatschappij. Ik heb in de stadsdebatten ook gezegd: maak je druk om de gezondheidszorg, om het onderwijs, om de sociale problemen. Het is schizofreen als je hart elders is en je lichaam hier, dat gaat niet.’ ‘Anderzijds wordt burgerschap soms belemmerd door de samenleving die zegt: jullie moeten integreren! Jullie staat tegenover wij, wij sturen voortdurend een boodschap dat wij er op wachten dat jullie binnenkomen, en dat na vier generaties! We hebben het over mensen die hier geboren zijn. Het moet eens afgelopen zijn met het onderscheid tussen allochtonen en autochtonen, we zijn allemaal burgers met verschillende identiteiten.’ Deze analyse van Ramadan is niet nieuw, anderen hebben haar ook gemaakt. Maar als islamitisch theoloog heeft zijn stem gewicht in de moslimgemeenschap. ‘De vraag: wat ben je, een moslim of een Nederlander, is absurd. Je bent nooit maar één ding, ieder mens heeft verschillende identiteiten, het hangt af van de omstandigheden welke belangrijker is. Als ik moet stemmen, ben ik Nederlands en maak ik me druk om de samenleving. Maar als ik sterf, is mijn paspoort geen antwoord. Niets, maar dan ook niets belet me in Holland om te bidden, te vasten, om te doen wat ik moet doen als moslim. Ik ben hier volledig vrij. Wie de islam niet praktiseert, moet het systeem niet de schuld geven. De Nederlandse wet vormt geen enkel excuus om geen goede moslim te zijn.’ Moslims moeten hun slachtofferrol afleggen en participeren in de maatschappij. In de stadsdebatten riep Ramadan jongeren op ‘mee te doen’. Hier bevindt Ramadan zich in hetzelfde kamp als de Onderwijsraad. Internationaal wordt hij echter regelmatig aangevallen; hij zou een geheime agenda hebben en ‘het Westen’ willen islamiseren. Door moslims aan te moedigen tot participatie, zouden ze sleutelposities moeten bemachtigen. Het is een beschuldiging die in Frankrijk veel publiciteit kreeg door het boek Frère Tariq van Susanne Fourrestier. Allemaal onzin, zegt Ramadan, ‘ik word verkeerd geciteerd, en vooral op internet is er allerlei onzin over mij te vinden’. Tijdens het interview zal hij een paar keer quasiwanhopig opmerken: wat heeft u nu weer op internet gele zen? Voor wie hem wel gelooft, zoals Ian Buruma die over Ramadan schreef in The New York Times, klinkt hij als een moderne Maarten Luther die gewetens- en godsdienstvrijheid voor het individu verdedigt. ‘Als de wet die twee zaken zou verhinderen, zou ik haar bestrijden’, zegt Ramadan, ‘maar dat is nergens in Europa het geval.’

Redelijkheid

De islam is dus geen excuus om geen goede, participerende burger te zijn. Maar jonge moslims dan, die zich soms beroepen op de islam om zich te onttrekken aan zaken die in Nederland als belangrijk gelden voor burgers? Een islamitische docent op het Vader Rijn College kon vertrekken, toen ze weigerde mannen de hand te schudden. De hoofddoek zorgt regelmatig voor beroering op scholen. Ramadan: ‘Ik ben er tegen om vrouwen te dwingen een hoofddoek te dragen en heb vrouwen verdedigd tegen de inquisitie van een staat die ze wel dwingt, zoals in Iran of Saoedi-Arabië. Maar ik ben er ook tegen de hoofddoek te verbieden. Het zou een vrije keuze moeten zijn.´ Toch, in beide gevallen bepalen de wetten van het land de marges. ‘Wat betreft handen schudden, ik denk niet dat het tegen de islam is. De profeet Mohammed legde zijn hand op zijn hart, dat was zijn manier. Maar als je nú geen hand wilt geven, moet je wel uitleggen waarom. In alle gevallen zou ik een beroep doen op de redelijkheid. Als directeur zou ik er over praten met zo’n leerkracht en uitleggen dat ik haar standpunt begrijp en dat ze het mag proberen te vermijden. Maar dat het soms moet: zou ze dat alsjeblieft kunnen opbrengen? Een handdruk is niet het einde van de wereld, mensen zouden daar redelijk over moeten kunnen praten. Het gaat er om open minded en flexible te zijn. We zijn momenteel zo bezig met allerlei symbolen, tekens en zichtbaarheid dat alles controversieel wordt. Dat is jammer.’  

Een eigen invulling

Het Gemeentelijk Gymnasium in Hilversum is een overwegend witte school die aan burgerschap en integratie een heel eigen invulling geeft. ‘De regering doet nogal tobberig over die thema’s’, vindt conrector Hans Crum. ‘Het is allemaal erg naar binnen gekeerd, alsof die verandering geen kansen biedt. Wij willen ons juist actief naar buiten richten en anticiperen op de veranderingen die zich in de wereld voltrekken.’ Vier jaar geleden organiseerde de school daarom een conferentie waar scholieren, docenten, ouders en het bestuur aan deelnamen. Centrale vraag was: wat vinden leerlingen zelf van belang voor hun toekomst, en hoe kan de school daaraan bijdragen? Uit de conferentie kwam naar voren dat het voor de scholieren allesbehalve een ver-van-mijn-bed-show is wat er in de wereld gebeurt. Ze willen zich op de mondiale ontwikkelingen kunnen voorbereiden. Vandaar de lessen Chinees die de school tegenwoordig aanbiedt. Leerlingen kunnen zelfs eindexamen doen in deze taal – iets wat op geen enkele andere school in Nederland mogelijk is. Maar de scholieren bleken ook behoefte te hebben aan maatschappelijke stages. Dat is niet verwonderlijk, legt Hans Crum uit. ‘In het buitenland wordt niet alleen gekeken naar schoolprestaties, maar ook naar datgene wat leerlingen in hun vrije tijd hebben gedaan.’ Zo’n negentig procent van de scholieren kiest er daarom voor om buiten de lessen om zo’n stage te lopen. Die varieert van een concert organiseren tot zwemmen met gehandicapte jongeren. Daarnaast kunnen de leerlingen in het weekend leiderschapscursussen volgen. Deze cursussen zijn vaak binnen no time volgeboekt en de scholieren leren van alles over communicatie, samenwerking en groepsprocessen. Hans Crum ziet de leerlingen totaal anders terugkomen van zo’n cursus dan ze erheen gingen. ‘Ze hebben meer begrip voor anderen, voelen zich meer betrokken. En dat zijn mijns inziens heel belangrijke dingen die je tot een goede burger maken.’

 

Click here to revoke the Cookie consent