Onderzoek

De leraar als muze

Tekst Redactie Didactief
Gepubliceerd op 12-11-2015 Gewijzigd op 15-03-2017
Elke leraar kan een muze zijn en kan een belangrijke bijdrage leveren aan de Bildung en talentontwikkeling van leerlingen, schrijven Nus en Veronica Waleson.

Nog niet zo lang geleden was het gebruikelijk om op zestigjarige leeftijd met vervroegd pensioen te gaan. Voor de huidige generatie zit dat er niet in. Zij moet zich jaren langer handhaven op de arbeidsmarkt, die bovendien een grotere complexiteit en meer onzekerheid kent dan voorheen. Slechts een klein deel van de studenten heeft over twintig jaar een beroep waarvoor het is opgeleid. Het carrièrepatroon is veranderd en dat heeft consequenties voor het beroepsonderwijs.

Om duurzaam op te leiden, dat wil zeggen voor een beroepsleven van vijfenveertig jaar, zal er meer aandacht moeten komen voor Bildung, karaktervorming, naast Ausbildung, beroepsvorming. Dat vraagt om opleiden waarbij het uitgangspunt talentontwikkeling is – het verbeteren van wat in potentie goed is – in plaats van competentieontwikkeling – het aanleren van wat er niet of onvoldoende aanwezig is. Wat betekent dit voor de leraar?

Inspiratie
In de Griekse oudheid waren de negen muzen de godinnen van kunst en wetenschap. Zij stelden de inspiratie voor. Vandaar dat de muze vaak wordt voorgesteld als een vrouw op wie de kunstenaar verliefd is en door wie hij tot grote hoogte wordt gebracht. Dalí liet zich bijvoorbeeld inspireren door zijn liefde en muze Gala. Kokoschka had Alma Mahler, en Carel Willink vereeuwigde zijn Mathilde. Maar de muzen op wie wij doelen, zijn niet gebonden aan gender. Zij begeven zich niet alleen in de arena van de beeldende kunst.

Alma Mahler 1899Elke leraar kan een muze zijn. Stel je eens voor: je geeft de klas een taak. 'Dat kan ik niet,' zegt één van de leerlingen. Je reageert hierop met een geruststellend 'Jawel hoor, dat kun je best' of met een prikkelende opmerking als: 'Dat is waar ook. Dat kun jij niet'. Het is niet gezegd dat je in het ene geval de leerling aanzet tot het volbrengen van de taak en in het andere geval niet. De vraag is of deze leerling voor zijn ontwikkeling gebaat is bij veiligheid ('Dat kun jij best') of uitdaging ('Oh ja, dat kun jij niet').

Onderscheid maken in wat leerlingen nodig hebben en daartussen schakelen, is wat we de 'muzekwaliteit' van de leraar noemen. Leraren kunnen op basis van het gedrag en karakter van hun leerlingen beslissen wat de beste reactie is. Om te leren schakelen in gedragsstijl is het belangrijk dat de leraar zich bewust is van wat zijn eigen onderliggende overtuigingen. Talentontwikkeling is maatwerk, dat lastig wordt wanneer onbewuste opvattingen het gedrag van de leraar sturen.

Talent maakt eenzaam?
'Talent is dat wat je beter kunt dan andere dingen die je kunt.' In deze opvatting van de Fontys Hogeschool voor Psychologie en HRM wordt vermeden talent te meten aan het talent van anderen. Toch onderscheidt iedereen zich met zijn talenten wel degelijk van anderen. En dat onderscheidingsproces kan tot eenzaamheid leiden wanneer je er radicaal voor kiest je talent te ontwikkelen.

In biografieën van kunstenaars duikt het romantische beeld van de wanhopige, getormenteerde kunstenaar telkens weer op. 'Waarom schilder ik niet zoals anderen?', heeft de kunstenaar Matisse zich geregeld afgevraagd. Zijn unieke talent bracht hem vaak aan het twijfelen. Om maar niet buiten de groep te vallen zullen studenten de neiging hebben om hun eigen talent te relativeren. Een muze-leraar herkent deze fases van angst om te falen en afgewezen te worden. De schrijfster Marianne Williamson verwoordde het als volgt:

'Our deepest fear is not that we are inadequate. Our deepest fear is that we are powerful beyond measure. It is our light, not our darkness, that most frightens us. We ask ourselves, who am I to be brilliant, gorgeous, talented and fabulous? Actually, who are you not to be?'

Leraren met muzekwaliteit herkennen smoesjes van leerlingen om onder hun talent uit te komen. Zij weten wanneer talent met rust gelaten moet worden en wanneer het stimulering en ondersteuning kan gebruiken. Kortom, ze herkennen het spannende moment waarop talent doorbreekt naar een hoger plan of juist terugvalt in oude patronen.

Geen groot ego
De regisseur geeft zijn acteurs het podium, maar staat er zelf liever achter. De schrijver neemt zijn redacteur serieus, ook al zullen veel redacteuren nooit zelf een boek publiceren. De voetbaltrainer heeft strategisch en tactisch inzicht, maar is zelf niet zelden een middelmatige voetballer. Wat hebben de regisseur, de redacteur en de voetbaltrainer gemeen? Ze houden van hun acteurs, schrijvers en voetbalvedetten zoals de leraar van zijn leerlingen, zelfs – of misschien juist – als de leerling hem het bloed onder de nagels vandaan haalt. Hij zal bijdragen aan talentontwikkeling door het zichtbaar te maken. Het is de leraar met muzekwaliteit te doen om het moment waarop de leerling de meester overtreft. Hoewel de leraar om die reden maar beter geen groot ego kan hebben, heeft hij wel het zelfbewustzijn en gezag waaraan het talent zich kan meten en spiegelen.

Vreemde snuiters
Toen wij zelf terughaalden welke leraren uit ons verleden de muzekwaliteit bezaten, kwam daar een mooi lijstje met vreemde snuiters uit voort. De leraren waren grappig of serieus, chaotisch of ordelijk, streng of speels, maar altijd 100% zichzelf. Eén van de leraren op ons lijstje had een bierbuik en slaperige ogen, maar iedere leerling afzonderlijk had het gevoel dat hij alleen voor hem of haar zijn kroegentocht had onderbroken om de beginselen van wiskunde over te brengen. Hij was een meester in het verdelen van geconcentreerde aandacht, terwijl hij klassikaal les gaf aan dertig studenten. Een docente Nederlands met raar geknipt haar en een excentrieke bril leek geen aandacht voor haar leerlingen te hebben, maar als je een onvoldoende haalde dan trok ze zich dat persoonlijk aan en legde ze je in de daarop volgende lessen het vuur aan de schenen. Niet omdat ze zo dol op je was, maar omdat je haar vak niet mocht beledigen. Het klaslokaal werd gevuld met haar hartstocht voor literatuur. Ondanks haar verlegen en teruggetrokken aard, luisterden we ademloos naar haar.

Salon
Een salon was in de zeventiende en achttiende eeuw een bijeenkomst van mensen onder het dak van een inspirerende host, deels om elkaar te amuseren deels om de goede smaak te verfijnen en de wijsheid van de participanten door conversatie te verhogen. Salonhouders schiepen een sfeer waarin mensen elkaar ontmoetten en inspireerden. Een uitnodiging voor een dergelijke salon was zeer begerenswaardig.

De salonhouders verstonden de kunst om niet op te vallen, maar ondertussen de touwtjes strak in handen te houden. Onze Engelse vakgenoten spreken over deze vaardigheid als 'holding the space'. In het verleden werd leraren verweten keizer in hun klas te zijn. Ze waren te veel in zichzelf gekeerd, wat de kwaliteit van het onderwijs geen goed deed. Onderwijsvernieuwing is echter doorgeslagen en heeft de eigen verantwoordelijkheid van de leraar weggenomen. Met de muzekwaliteit van de salonhouders in perspectief kan de leraar weer koning in zijn klas worden. Vanuit die positie draagt hij bij aan een klimaat waarin het gewoon is dat leerlingen elkaar stimuleren en motiveren. Hij weet in weerwil van het systeemdenken de ruimte te creëren door te ontregelen.

Ontregeling
Wat moeten leraren doen om talent te helpen ontsluiten in een wereld die dichtgetimmerd lijkt met procedures? 'Laat je niet gek maken,' volstaat niet als antwoord. De leraar zal het systeem waarin hij zichzelf gevangen ziet, enigszins moeten ontregelen om ruimte te creëren. Ook in de klas: onverwachte vragen stellen of complimenten geven, of gedoceerd kapittelen. Om deze houding ook buiten het lokaal te laten gelden, is moed nodig en het persoonlijke leiderschap die collega's overtuigen op een constructieve manier hetzelfde te doen.

Rendementsdenken
Inmiddels beweegt het onderwijsgesprek zich in een richting van verzet tegen wat na de studentenprotesten in Amsterdam 'rendementsdenken' heet. Aan het 'meten-fetisjisme' dat over onderwijsland wordt uitgegoten, valt niet te ontkomen. Onderwijskwaliteit is echter niet te meten zonder de vraag te beantwoorden: waartoe dient de meting? Met andere woorden: waartoe dient het onderwijs? De vraag die overblijft, is of de leraar binnen de huidige onderwijscontext eigenlijk wel in staat is om zijn muzekwaliteit vorm te geven.

Het onderwijs heeft het onheil in zekere zin over zichzelf afgeroepen. De ruimte die leraren hebben laten liggen, is gevuld door letterknechten en bureaucraten. Het wordt tijd deze ruimte weer in te nemen door als beroepsgroep samen met beroepsgenoten te professionaliseren.

Daarmee bedoelen we: eisen stellen aan het opleidingsniveau en de scholingsinspanning van collega's, in plaats van deze te laten bepalen door de overheid, de vereniging van werkgevers in het onderwijs of de onderwijsmanager. Je eigen handelen met collega's bediscussiëren om daar als collectief van te leren. Je handelen laten normeren door de beroepsgroep waartoe je behoort in plaats van door de organisatie waarvoor je werkt.
Professionaliseren is vooral je eigen beroepsgroep organiseren, eventueel door zelf een register te ontwikkelen. Het betekent binnen de beroepsgroep standaarden ontwikkelen in plaats van deze te laten opleggen, en deze zelf ook handhaven in plaats van door de overheid of publiekrechtelijke organen als de Onderwijsinspectie en de NVAO.

De paradox is dat het systeem zich op de meest effectieve wijze laat ontregelen door het ontregelen te regelen. Alleen dan kan de leraar volbrengen waartoe het onderwijs dient: jonge mensen voorbereiden op het ontwerpen van hun eigen – voor ons en hen nog onbekende – maatschappij.

Tekst Nus Waleson, directeur Fontys Hogeschool HRM en Psychologie, en Veronica Waleson, zelfstandig trainer en coach leiderschapsontwikkeling.

12 november 2015

 

Click here to revoke the Cookie consent