Zo’n twee jaar geleden troffen ze elkaar weer. Floor de Goede (was getekend Flo) zat samen met jeugdboekenschrijver Edward van de Vendel hun boek Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten te signeren in boekhandel Scheltema. Stond juf Pauline de Wit opeens voor zijn neus met een tekening die hij ooit voor haar en haar nieuwe huis had gemaakt.
FG: ‘Ik kon toen nog geen mensen tekenen. Daarom tekende ik iedereen uit mijn omgeving als een dier.’
PW: ‘Ik was altijd een poes en jijzelf een uil. Eigenlijk best apart dat je geen mensen kon tekenen.’
FG: ‘Ik was gewoon gefascineerd door dieren, die zocht ik in boeken ook altijd op. Ik wist altijd al dat ik zou
gaan tekenen. Volgens mij dacht iedereen om me heen dat ook.’
PW: ‘Je was inderdaad al-tijd aan het tekenen. Fijn dat je van je hobby je werk hebt kunnen maken.’
FG: ‘Ik heb het nooit gezien als hobby. Tekenen is gewoon wat ik doe en wat ik ben.’
FG: ‘Als ik aan juf Pauline denk, is er gewoon altijd een warm gevoel. Ik heb maar twee jaar bij haar in de klas gezeten, maar voor mijn gevoel vorm jij mijn hele basisschool.’ PW: ‘Floor en zijn jongere zusje Eva die later ook in de klas kwam, zijn heel dierbaar voor mij. We zagen elkaar ook buiten school. Jullie kwamen regelmatig een weekendje bij me logeren. Dat zou nu helemaal niet meer mogen natuurlijk.’
FG: ‘Bij jou thuis vond ik de stripserie over Pol, plaatjes met daaronder tekst. Dat was een van mijn eerste kennismakingen met strips.’
PW: ‘Jullie werden vaak te laat opgehaald. Dan gingen we samen heen en weer rennen over het schoolplein.’ FG: ‘Voor mijn gevoel heb ik altijd alleen maar tegen je aan gezeten. Je was er gewoon. Je was een soort tweede thuis voor mij.’
PW: ‘Heel gaaf dat je dat zegt. Zo probeer ik het in mijn klas te doen, er een groot gezin van te maken. Elk jaar denk ik weer: dit is echt de leukste groep die ik ooit gehad heb. En elk jaar ben ik weer trots op mijn kinderen, hoe ze elkaar opvangen en troosten.’
FG: ‘Zo voelde het ook in de klas. Ik ben op deze school nooit gepest.’
PW: ‘Het was ook een kleine school. Je kende alle kinderen bij naam. Herinner je je meester Bosch nog, de directeur? Dat was echt een vaderfiguur.’
FG: ‘Voor mij was hij net Grote Smurf.’ PW: ‘We hebben nog eens een schoollied over hem gemaakt: “kindertjes slaap zacht, meester Bosch waakt dag en nacht”.’
FG: ‘Daar weet ik niks meer van. Ik zie nog wel zijn kamer voor me. Die hing helemaal vol met klokken, nummerborden en reclameborden. Dan zat je daar te wachten op hem en was het helemaal stil met alleen het tikken van al die klokken.’
FG: ‘Elke maandagochtend hadden we weekopening met Jezusliedjes.’
PW: ‘O ja, vreselijk! Die liedjes moesten we jullie in de klas aanleren. Gelukkig hadden ze altijd wel een makkelijke melodie.’
FG: ‘Ik had helemaal niets met God. Bij ons afscheid van school kregen we een kinderbijbel. Die staat nog steeds in mijn boekenkast, maar ik heb er nooit in gekeken.’
PW: ‘Ook de leraren hadden niet meer zoveel met het geloof. Er waren maar enkelen streng gelovig.’
FG: ‘Ik stond een keer met mijn vriendinnetje Kim in de aula een liedje van Robert Long te oefenen voor een playbackoptreden. Een juf die langskwam, verstijfde helemaal en zei dat dat dus echt niet kon. Die tekst ging over masturberen. Wisten wij veel wat dat was, we vonden het gewoon een leuk liedje.’ De christelijke Dr. Oepke Noordmansschool (inmiddels Noordmansschool) kreeg tijdens Floors schooltijd steeds meer allochtone leerlingen.
FG: ‘Sommige leerlingen kregen Marokkaanse les van meester Mohammed. Ik ging wel eens mee en leerde ook een paar woordjes. Toen ik van school af ging, was mijn zusje een van de laatste twee Nederlandse kinderen.’
PW: ‘Op mijn huidige school zitten helemaal geen Nederlandse kinderen. Maar dat maakt niet uit, een kind is een kind.’
FG: ‘Ik wist niet beter. Als kind denk je niet: nu zit ik op een “zwarte” school. En zo denk ik er ook niet aan terug. Voor mij was het vooral een gezellige en makkelijke school. Als ik over school droom, is het altijd dit gebouw.’
PW: ‘Heb je de school wel eens in je strips gebruikt?’
FG: ‘Nee, nooit. Ik heb wel onlangs alle spelletjes die ik vroeger speelde opgeschreven, daar ga ik misschien nog wel eens iets mee doen. En misschien wijd ik mijn dagelijkse strip wel aan deze ontmoeting.’
PW: ‘Ja, want je kunt nu wel mensen tekenen.’
Flo’s laatste stripboek is Dansen op de vulkaan (Oog & Blik 2013). Kijk voor zijn dagelijkse strips op
http://www.doyouknowflo.nl
Dit interview verscheen in Didactief, mei 2013.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven