Interview

De favoriete leraar van Tanja Jadnanansing

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 30-11-2014 Gewijzigd op 24-12-2020
Beeld Martijn van de Grient
Tanja Jadnanansing had best meteen naar het atheneum gekund, maar haar moeder vond dat ze eerst maar een paar jaar naar de hindoestaanse mulo Maha Rishi Dayand moest. ‘Ze zei: “Het is goed voor jou om te zien dat er ook kinderen zijn die het veel minder hebben dan jij.”’

Na de derde stapte ze over naar de vierde van het Vrije Atheneum in Paramaribo, een particuliere school. Ze stapte een andere wereld in. Aan beide scholen bewaart ze dierbare herinneringen. ‘Ik heb twee favoriete leraren. Meneer Sahtoe die me op de mulo kritisch leerde denken. Hij is helaas vorig jaar overleden. En mevrouw Koorndijk die me de liefde voor literatuur heeft bijgebracht.’

MK: ‘Ik kom wel eens leerlingen tegen die me begroeten met een gedicht.’
TJ: ‘We lazen niet alleen literatuur, we praatten en discussieerden er ook samen over. Zelfs in de pauze praatten we nog door over boeken. Zelfs de jongens! Op de bank onder de grote boom.’
MK: ‘Die boom heet Karel en staat er nog steeds.’
JD: ‘Laten we bij Karel gaan zitten, zeiden we dan. Nog steeds is mijn ultieme ontspanning lezen. En altijd in het Engels.’
MK: ‘Herinner je je de bonte avonden nog?’
TJ: ‘Ja, dat wilde ik net zeggen! Dat was een begrip in Suriname. Er was altijd een run op de kaarten.’
MK: ‘Wij waren de enige school waar ook Frans werd gegeven. Een man van de Franse ambassade die zelf niets liever deed dan dansen, kwam bij ons in een tutu op het toneel staan.’
TJ: ‘Het hele jaar werkte je ernaartoe. Het was een eer als je mocht optreden.’

Ouders

MK: ‘De relatie tussen leerlingen en leraren is in Suriname totaal anders dan in Nederland.’
JD: ‘Jullie waren een soort ouders voor ons. Als we eens zaten te roken onder Karel, belde mevrouw Koorndijk naar huis: “Weet u wel dat uw dochter rookt?” Niet om te klikken of te betuttelen, maar om het gesprek gaande te houden.’  
MK: ‘In Nederland heet dat al gauw bemoeizucht.’
TJ: ‘Het was een kleine school waar iedereen elkaar kende. Voor zover ik weet, waren er geen ongelukkige kinderen. En als iemand van het padje dreigde te raken, was er altijd iemand die ingreep.’
MK: ‘Iedereen was heel betrokken op elkaar.’
TJ: ‘En nog steeds. Als er eens iets naars over me in de krant staat, krijg ik meteen allemaal appjes van oud-klasgenoten waarin ze vragen of ze iets voor me kunnen doen.’
MK: ‘Dat zie ik ook bij mijn kinderen. Het zijn contacten voor het leven.’
TJ: ‘Op school kon je alles vertellen. Leuke dingen, maar ook problemen.’
MK: ‘Toen ik ging lesgeven in Rotterdam, ging ik daarmee door, maar volgens mij was ik de enige. Geen verplichte mentorgesprekjes van tien minuten, nee, gewoon eens een leerling van wie je weet dat ie ergens mee zit na school even aanspreken. Je moet het informeel doen. Net zoals jij dat doet met die pizza-avonden voor mbo-jongeren. Ik ging ook op huisbezoek. Dat vonden mijn Rotterdamse collega’s zo raar. Maar die driehoek ouders-kind-school is heel belangrijk. Ga eens kijken waar je leerlingen opgroeien. Als je daar niet in investeert, moet je ook niet klagen dat er zo weinig ouders op ouderavonden komen.’

Verwachtingen

TJ: ‘Mevrouw Koorndijk was streng, maar op een goede manier. Niet van doe maar waar je zin in hebt.’
MK: ‘Ik hoorde vaak van oud-leerlingen terug: je speelde dat je streng was. Maar ik vond het een deel van mijn rol als leraar.’
TJ: ‘Het was vakmanschap, liefde voor het vak. Een mooie combinatie van heel betrokken zijn en hoge verwachtingen. Die sprak ze ook uit. Als ik eens een laag cijfer haalde, vroeg ze meteen: “Hoe komt dat?” Niet beschuldigend, maar uit interesse. Dat is wat leerlingen fijn vinden, dat er iets van je verwacht wordt.’
MK: ‘Lage verwachtingen koesteren is een selffulfilling prophecy. Dat maak ik regelmatig mee in het Rotterdamse, zeker met jongens in het vmbo en mbo.’
TD: ‘Als ik de guys van het mbo tijdens mijn pizzasessies vraag wat ze nodig hebben, noemen ze allemaal: rust en structuur. Wat ik zo knap vond, is dat onze leraren aan de ene kant heel dichtbij waren en tegelijkertijd structuur boden. Wij hebben ook geleerd om nooit slachtoffer te worden. Het leven geeft je klappen, oké, maar wat doe je? Blijf je liggen of sta je op?’
Marlies Koorndijk wijst naar een schilderij op Tanja’s kamer: ‘Is dat wat dat schilderij verbeeldt?’
TJ: ‘Wat goed! Niemand ziet dat ooit. Nooit jezelf als slachtoffer zien, dat heb ik van u geleerd. Flexibel zijn, maar ook trots op jezelf: je mag er zijn.’

PvdA-kamerlid Tanja Jadnanansing zat van 1985-1987 op het Vrije Atheneum in Paramaribo, inmiddels het Arthur A. Hoogendoorn Atheneum Suriname. Ze kreeg hier Engels van Marlies  Koorndijk, van 1974-1999 lerares en decaan op deze school en daarna tot 2009 lerares in Rotterdam. 
Dit artikel is verschenen in Didactief, november 2014.

Click here to revoke the Cookie consent