Onderzoek

Controle aan huis

Tekst Henk Blok en Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 17-06-2009 Gewijzigd op 10-07-2018
Beeld HUMANTOUCHPHOTO
Het rijkstoezicht op thuisonderwijs is van andere aard dan het toezicht op schoolonderwijs. Bij thuisonderwijs zijn alleen de rechten van het kind in het geding, vinden Henk Blok en Sjoerd Karsten.

Het toezicht op thuisonderwijs staat op de politieke agenda. Eind mei verscheen hierover een beleidsbrief van staatssecretaris Dijksma. Over toezicht op thuisonderwijs wordt sinds 2003 gediscussieerd. In dat jaar vatte het ministerie het plan op thuisonderwijs te legaliseren, overigens alleen voor ouders met een zogenoemd richtingbezwaar. Voorwaarde is dat de ouders toezicht op het thuisonderwijs accepteren. Inmiddels zijn er uiteenlopende voorstellen gedaan over de inrichting van dit toezicht. Deze voorstellen gaan er – ons inziens ten onrechte – steeds vanuit dat het toezicht moet lijken op het toezicht op schoolonderwijs. Het lijkt erop alsof de politiek met deze kwestie niet goed raad weet. We zetten de hoofdpunten op een rij. De Wet op het Onderwijstoezicht kent twee functies toe aan schooltoezicht. Als tegenhanger voor de verplichte schoolgang garandeert de overheid ouders dat op alle scholen het onderwijs van voldoende kwaliteit is. Dit noemen we de borgfunctie. Daarnaast is er nog de stimuleringsfunctie. Omdat scholen uit openbare middelen worden bekostigd, is het een publiek belang dat zij hun best doen de kwaliteit van hun diensten te verbeteren. De Inspectie ziet hierop toe. Op thuisonderwijs zijn deze functies niet van toepassing. Is er dan helemaal geen toezicht nodig op thuisonderwijs? Die conclusie is voorbarig. Volgens het Kinderrechtenverdrag heeft ieder kind recht op onderwijs. Bij thuisonderwijs zijn de ouders hiervoor verantwoordelijk. Als zij hun verplichtingen niet nakomen, zal de overheid het kind voorzien van de nodige bescherming en zorg, meldt het verdrag. Hoe kan deze dat doen? De eenvoudigste optie is handhaven van de status-quo. Er komt géén toezicht op ouders die thuisonderwijs geven. Als ouders in gebreke blijven, grijpt de Raad voor de Kinderbescherming in. Dat kan op basis van artikel 247 van het Burgerlijk Wetboek, dat ouders verplichtingen oplegt op het vlak van verzorging en opvoeding. De Kinderbescherming grijpt alleen in als er een melding wordt gedaan. Een optie die van meer ambities getuigt, is dat de overheid zich voorneemt te bevorderen dat de betrokken kinderen onderwijs krijgen conform het Kinderrechtenverdrag. De overheid zou in dit verband een expertisecentrum kunnen faciliteren dat ouders terzijde staat. Een probleem met deze optie is misschien dat de overheid in een spagaat belandt. Enerzijds wil ze bereiken dat thuisonderwijs voor weinig ouders toegankelijk is. Anderzijds beijvert ze zich de kwaliteit ervan te bevorderen. De meest ambitieuze optie is, dat de overheid zich zou voornemen te waarborgen dat thuis onderwezen kinderen het onderwijs krijgen waarop zij recht hebben. Er komt streng toezicht, inclusief sancties om naleving af te dwingen. Vraag is natuurlijk of de overheid zich met dit ambitieniveau niet in de nesten werkt. Bij schoolonderwijs gebeurt dat namelijk wel. Per 1 april bevat de lijst van zeer zwakke scholen en regionale expertisecentra 172 instellingen. De Inspectie heeft niet de bevoegdheid om tot sluiting over te gaan. Staatssecretaris Dijksma doet in haar beleidsbrief nog geen concreet voorstel. Ze wil eerst o.a. kosten en uitvoerbaarheid van het toezicht op thuisonderwijs in kaart laten brengen. Het is te hopen dat de politiek vervolgens een realistisch ambitieniveau kiest. Anders dreigt de discussie nog jaren door te zeuren.

Wel advies, geen sancties

Minder dan 0,01 procent van de leerplichtige kinderen is vrijgesteld van die leerplicht vanwege een richtingbezwaar van de ouders. In 2006-2007 ging het om 235 kinderen. Het SCO Kohnstamm Instituut vond 51 ouderparen van 86 kinderen bereid om mee te werken aan een onderzoek.Alle bevraagde ouders hebben voorzien in vervangend onderwijs: 82 kinderen ontvangen thuisonderwijs, vier een andere vorm. De kinderen krijgen alle vakken die ze ook op school zouden leren. Vier op de vijf ouders hebben kennisgenomen van de kerndoelen. Het merendeel van de ouders vindt een vorm van toezicht aanvaardbaar. Hun voorkeur gaat uit naar een toezichthouder die alleen adviseert. Geen enkele ouder stemt in met een toezichthouder die sancties op kan leggen.

H. Blok, S. Karsten, Vervangend onderwijs aan kinderen van ouders met een richtingbezwaar. SCO-Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam. (Rapport nr. 802, projectnummer 40324.)

 

Click here to revoke the Cookie consent