Recensies

Cito-grondlegger was z'n tijd voorbij

Tekst Alfred Wald
Gepubliceerd op 15-06-2017 Gewijzigd op 29-03-2024
‘Er zijn verschillen tussen mensen en daar is niet veel anders mee te doen dan ze te erkennen. Maar met die verschillen moet in het onderwijs goed worden omgegaan.’ Met die opvatting maakte A.D. de Groot (1914-2006), hoogleraar Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam, zich in de jaren zestig niet bij iedereen populair.

coverMaar in de uitwerking ervan had De Groot meer succes: denk aan het Cito en de Cito-toets, ‘producten’ van De Groot. De uitgangspunten van het denken en handelen van de professor zijn samengevat en in historisch perspectief geplaatst door Ferdinand Mertens, oud-topambtenaar van OCW.
In 1966 verscheen Vijven en Zessen, een boekje van De Groot over beoordelen in het onderwijs. Volgens de auteur moesten toetsen ‘wetenschappelijk verantwoord ontwikkeld en benut worden’. De problemen lagen, zo stelde hij vast, ‘in de inrichting van het onderwijsproces, waarbij traditie en gewoonte de maatstaf zijn ten koste van de eerlijke kansen van alle leerlingen in hun ontwikkeling’. Met de oprichting van het Cito, in 1968, kon een begin worden gemaakt om rechtvaardig te oordelen. Het beoordelen zou echter geen doel op zichzelf mogen zijn: ‘Met toetsmomenten moet het onderwijs zorgvuldig omgaan, en tussen belangrijke toetsmomenten moeten leerlingen zich “vrij” voelen en is onderwijs selectievrij.’ Dat betekende volgens De Groot dat er goed moest worden nagedacht over wat het onderwijs wilde bereiken, in welke tijd en met welke inspanning van school en leerling. En: scholen hebben plichten, leerlingen rechten.

Opmerkelijk is dat De Groot al een halve eeuw geleden afwegingen en argumenten aanvoerde, al dan niet expliciet, die we ook in de huidige discussies over beoordelen, evalueren, volgsystemen, portfolio’s, differentiëren en feedback veel horen. Zelfs de meest recente gedachten om cijfers af te schaffen zijn al in Vijven en Zessen te vinden: ‘Het uitdrukken van onderwijsresultaten in cijfers is ingewikkeld en gaat daardoor heel vaak fout.’ Het onderwijsleerproces, gebaseerd op leerdoelen, zou centraal moeten staan.

Mertens geeft zijn publicatie een extra dimensie door ook zijn eigen mening te geven over beleidsontwikkelingen in de afgelopen halve eeuw. Zo noemt hij de verschijning van Vijven en Zessen een verademing in een destijds autoritair en gesloten onderwijssysteem. Wel vindt hij dat De Groot te optimistisch is gebleken, en niet alle gevolgen van zijn dogmatische wetenschappelijke methodologie doorzag. Verder ziet Mertens de visie van De Groot in een breder, maatschappelijk licht: ‘De toetsbenadering staat voor een onderwijs dat op individuele leerlingen gericht is en heeft een einde gemaakt aan wat eraan vooraf ging, het klassikale onderwijs. Die individualisering en de meetbaarheid zijn eveneens terug te vinden in de maatschappij.’ Deze parallel is allicht voer voor een andere discussie. Wat hoe dan ook niemand wil, is, zoals Einstein het verwoordde, een vis beoordelen op de vaardigheid om in bomen te klimmen. Toch? 

 

Ferdinand J.H. Mertens, ‘Vijven en Zessen’ van Prof. Adriaan de Groot – een boekje dat geschiedenis maakte. Oisterwijk: Wolf Legal Publishers, 2016. € 12,95

Deze recensie verscheen in Didactief, juni 2017.

Bronvermelding

1 Verder lezen over formatief toetsen

Click here to revoke the Cookie consent