Met PIRLS-2016 wordt de leesvaardigheid van leerlingen in groep 6 van het basisonderwijs in 50 landen in kaart gebracht. In Nederland hebben 4206 leerlingen meegedaan aan het onderzoek. De PIRLS-studies worden geïnitieerd door de International Association for the Evaluation of Education Achievement (IEA). De meting is net als eerdere metingen in 2001, 2006 en 2011 uitgevoerd door het Expertisecentrum Nederlands (Radboud Universiteit, Behavioural Science Institute). De financiering is afkomstig van het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en etenschap via het NRO. |
Wat wordt er gemeten op het gebied van leesvaardigheid?
De leestoets voor de leerlingen in groep 6 bestaat uit een aantal teksten met zowel meerkeuzevragen als open vragen. De vragen richten zich op twee leesdoelen, namelijk lezen voor ontspanning, om ervaring op te doen en lezen om informatie te verzamelen en te gebruiken. Bij de eerste soort vragen hoort een verhalende tekst, bij de tweede soort vragen een informatieve. Er wordt naast de twee leesdoelen ook onderscheid gemaakt tussen twee begripsprocessen. Het ene begripsproces wordt gezien als basisvaardigheid en houdt informatie opzoeken en conclusies trekken in. Het andere begripsproces, informatie integreren en evalueren, wordt als complexere vaardigheid gezien. Naast de afname van een begrijpend leestoets bij leerlingen in groep 6, worden er ook vragenlijsten door leerlingen, ouders, leerkrachten en schoolleiders ingevuld. Deze hebben als doel om onder andere meer inzicht te krijgen in de houding ten opzichte van lezen, motivatie, leesgedrag, leesonderwijs en achtergrondkenmerken.
Met een gemiddelde score van 545 scoren Nederlandse leerlingen ruim boven het gemiddelde van 500. Deze score is al sinds 2006 stabiel (zie Figuur 1). Internationaal gezien staat Nederland op een veertiende plek. Daarmee is het voor het eerst dat Nederland niet in de top 10 staat. Er zijn twee redenen voor deze daling. Ten eerste zijn er steeds meer deelnemende landen en sommige landen (Finland, Noord-Ierland) scoren daarbij hoger dan Nederland. Ten tweede scoort Nederland al jaren stabiel terwijl andere landen zich wel verbeteren. Op die manier wordt Nederland ingehaald op de ranglijst.
Figuur 1. Gemiddelde Nederlandse leesvaardigheidsscore en ranglijstpositie bij de vier PIRLS-metingen.
Bron: Infographic Nederlandse resultaten PIRLS-2016, Studio Lakmoes
Wat verder opvalt aan de scores van Nederland is dat het verschil tussen de zwakste en sterkste lezers nergens zo klein is als in Nederland. Dat komt met name doordat Nederland het goed doet op het gebied van ondersteuning van zwakke lezers, want bijna alle leerlingen behalen het lage niveau. Daartegenover staat dat er maar weinig leerlingen zijn die het hoogste, geavanceerde niveau behalen (zie Figuur 2).
Figuur 2. Percentage Nederlandse leerlingen dat de verschillende referentieniveaus behaalt.
Bron: Infographic Nederlandse resultaten PIRLS-2016, Studio Lakmoes
Voorbeeldvraag lage niveau |
Voorbeeldvraag geavanceerd niveau |
`Wat vond oma Gon aan het einde van het verhaal van haar nieuwe huis?” |
“Aan het einde van het verhaal heeft de jongen heel andere gevoelens over oma Gon dan toen ze bij hem in de flat kwam wonen. Gebruik de dingen die je hebt gelezen in het verhaal om die twee verschillende gevoelens te beschrijven en leg uit waarom zijn gevoelens over oma Gon zijn veranderd.” |
Meisjes lezen beter dan jongens. Het verschil is bovendien toegenomen, omdat jongens steeds verder achterblijven op de basisvaardigheden (informatie opzoeken en conclusies trekken). Maar ook op complexe vaardigheden (informatie integreren en evalueren) blijven jongens achter ten opzichte van de meisjes. Ook thuistaal lijkt van invloed te zijn op leesscores. Leerlingen die (bijna) altijd Nederlands spreken thuis scoren significant hoger dan degenen die een andere taal spreken thuis.
Alle leerlingen hebben thuis een computer of tablet. Ook op het gebied van aanwezigheid van ICT op school en in de klas staat Nederland in de top 3: leerkrachten hebben volop mogelijkheden om computers of tablets in te zetten tijdens de leesles. Ze laten leerlingen dan met name informatie opzoeken of lezen digitale teksten. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat maar weinig leerkrachten aandacht besteden aan de strategieën die nodig zijn voor het lezen van digitale teksten.
Zelfs bij vergelijkbare leerlingenpopulaties zijn er grote verschillen in gemiddelde leesprestaties tussen scholen.Leerlingen, ouders, leerkrachten en schoolleiders zijn overwegend positief over het klimaat op school.
In geen enkel ander land wordt zo veel tijd besteed aan taallessen of taalgerichte activiteiten als in Nederland.
Leerkrachten geven steeds vaker les in groepjes en steeds minder klassikaal.
Een derde van de leerlingen vindt lezen niet leuk, daarmee staat Nederland onderaan de internationale ranglijst.
Ouders ondernemen steeds meer activiteiten die de beginnende geletterdheid van hun kind stimuleren.
Het Nederlands onderzoeksrapport en de gehele infographic vindt u op de website van het Expertisecentrum Nederlands (www.expertisecentrumnederlands.nl).
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Joyce Gubbels, Projectleider PIRLS-Nederland ([email protected]).
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven