Onderzoek

Beter spellen dankzij appen

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 26-02-2019 Gewijzigd op 18-07-2019
Door al dat geapp zouden leerlingen niet meer fatsoenlijk kunnen schrijven? De Nijmeegse taalonderzoeker Lieke Verheijen ontdekte juist voordelen: benut appgebruik in je taalonderwijs.

Je hebt online taalgebruik – ‘digi-taal’ – van jongeren geanalyseerd. Wat zag je zoal?
‘We hadden al een enorm corpus van tweets, sms’jes en ouderwetse MSN-chats. Daarnaast heb ik actief appjes en Facebookposts van jongeren verzameld: “doneer je appjes aan de wetenschap”. Ik zag veel afwijkingen van het Standaardnederlands. Bij middelbare scholieren zag ik vooral veel fonetisch geschreven woorden, zoals “-uh” in plaats van “-en”: “gelezuh”, en het toevoegen van letters, zoals “okee” in plaats van oké of “heej” in plaats van hé. En Engelse woorden als nice en random. Het is alsof je jongeren echt hoort praten, appjes zijn een soort getikte spreektaal. Bij studenten is dat minder, daar zie je vooral veel afkortingen.’

En leidt dat inderdaad tot taalverloedering, zoals iedereen vreest?
‘Van dat woord houd ik niet, ik spreek liever over taalverandering. Ik heb een enquête gehouden onder 400 jongeren van 12 tot 23 jaar in vmbo, vwo, mbo en wo: hoe vaak en hoe gebruiken zij hun mobiel? Dat heb ik vergeleken met het taalgebruik in hun schoolse schrijftaken. Daarnaast heb ik een experiment gedaan onder 500 scholieren en studenten: de ene groep liet ik voorafgaand aan een schoolse schrijftaak een kwartier appen en de controlegroep mandala’s inkleuren. Daaruit heb ik geen aanwijzing gevonden dat digi-taal leidt tot slechter schrijven op school. De digi-taal van jongeren bevat ook niet meer spelfouten dan hun schoolse teksten. Het zijn gewoon twee verschillende taalregisters.’

En wat zijn dan de kenmerken van digi-taal?
‘Digi-taal is informeler, expressiever, beknopter en speelser dan Standaardnederlands. De grammatica is eenvoudiger, met minder bijzinnen bijvoorbeeld. En minder belangrijke zaken in de spelling, zoals hoofdletters en interpunctie, zijn weggelaten. Ook zie je minder functiewoorden: lidwoorden en persoonlijk voornaamwoorden. Maar qua woordenschat is digi-taal juist gevarieerder. Het is hetzelfde efficiënte en creatieve taalgebruik dat je ook in bijvoorbeeld krantenkoppen ziet. Of vroeger in telegrammen.’

Je kunt leraren dus geruststellen?
‘Jazeker! Sterker nog, actief gebruik van WhatsApp bleek zelfs een gunstige invloed te hebben op schoolse schrijfvaardigheid: het leidt tot minder spelfouten, vooral bij tieners, dus tot betere prestaties op de schrijftaken. Er is vrijwel geen sprake van dat jongeren kenmerken uit hun digi-taal meenemen in de schoolse teksten. Ze weten heel effectief tussen beide registers te schakelen.’

Zag je daarbij nog verschillen tussen schoolniveaus?
‘Passief WhatsApp-gebruik, dus alleen maar andermans appjes lezen en niet zelf schrijven, staat wel in verband met slechtere schrijfprestaties. En dat passieve gebruik zie je vooral bij lager opgeleide jongeren, zo bleek uit mijn enquête. De conclusie is dus: actief bezig zijn met taal kan je beter maken in taal.’

Moeten leraren leerlingen juist nog meer laten appen?
Verheijen lacht. ‘Nee, ik zou geen kostbare lestijd besteden aan iets wat de meeste jongeren uit zichzelf al genoeg doen. Je kunt hooguit de leerlingen die echt moeite hebben met taal als tip geven dat ze wat actiever zelf appjes moeten schrijven in plaats van alleen berichtjes te lezen of louter filmpjes en foto’s te sturen.’

Wat zou je als leraar wel kunnen doen?
‘Allereerst je minder zorgen maken over sociale media. Het is juist een mooie boodschap die je als leraar Nederlands aan je leerlingen kunt geven: taal kent zo veel registers en je kunt je taal steeds aanpassen aan de gelegenheid en het doel. Jongeren zijn zich er ook wel degelijk van bewust dat ze op school andere taal moeten gebruiken dan in appjes. Je ziet echt geen smileys in opstellen. Om hen er nog bewuster van te maken zou je sociale media juist kunnen inzetten in je lessen. Geef bijvoorbeeld eens als opdracht om een alinea uit een tekst te herschrijven in WhatsApp-taal of, omgekeerd, hun appjes in een formele brief. En laat ze vooral veel oefenen met schrijven, in welk register dan ook.’


Lieke Verheijen, Is Textese a Threat to Traditional Literacy? Dutch Youths’ Language Use in Written Computer-Mediated Communication and Relations with their School Writing. Proefschrift Radboud Universiteit, 2018.

Dit artikel verscheen in de rubriek Onderzoek kort in Didactief, maart 2019.

Click here to revoke the Cookie consent