Gedurende tien jaar is binnen academische opleidingsscholen (AOS) gewerkt aan de structuur en cultuur die nodig is om onderzoek in de school uit te voeren. Daarmee zijn zij voorlopers in de ontwikkeling naar meer praktijkonderzoek in de school. Zij zijn in die tien jaar unieke ervaringsdeskundigen geworden. Er zijn weinig scholen die zoveel onderzoekservaring hebben opgedaan en gewerkt hebben aan een onderzoekende cultuur. Per 1 januari 2017 is de subsidie voor de academische kop officieel gestopt, een mooi moment om terug te kijken welke lessen we kunnen leren over praktijkonderzoek in de school. Het delen van de ervaringen van deze scholen kan andere scholen die meer onderzoekend willen werken inspireren en richting geven.
Het afgelopen jaar is in opdracht van NRO een overzichtsstudie uitgevoerd om de ervaringen maar ook de opbrengsten van praktijkonderzoek in academische opleidingsscholen in kaart te brengen. Academische opleidingsscholen zijn samenwerkingsverbanden van een of meerdere lerarenopleidingen met meerdere scholen die ‘de opleidingsfunctie combineren met een sterk op de praktijk gerichte onderzoeks- en innovatiecomponent’. De verbinding tussen de onderwijspraktijk, het opleiden en onderzoek zorgt voor krachtige gedragen innovaties, zo is de gedachte. Dit komt omdat in de praktijk in deze scholen leraren en studenten, meestal samen met opleiders en onderzoekers, praktijkonderzoek uitvoeren.
Doorgaans heeft dit praktijkonderzoek twee doelen: professionalisering van leraren en/of schoolontwikkeling. Onder het eerste valt het leren van kennis en vaardigheden door de individuele (toekomstige) leraar die onderzoek doet én de veranderingen in de eigen klas die hieruit voortkomen. Met schoolontwikkeling draait het om ontwikkelingen die (een deel van) het team betreffen, zoals teamontwikkeling, innovaties of verbetertrajecten, door middel van (het doen van) een onderzoek in de school.
Wanneer coördinatoren van academische opleidingsscholen gevraagd wordt wat de specifieke opbrengsten zijn van praktijkonderzoek in school, dan rapporteren ze:
1) dat individuele leraren een onderzoekende houding ontwikkelen, kennis en vaardigheden opdoen wat betreft het begeleiden van studentonderzoek, maar ook onderzoeksvaardigheden, en dat ze op basis hiervan verbeterd handelen in de klas laten zien: 2) dat scholen een meer onderzoekende cultuur hebben ontwikkeld en een 'structuur' voor onderzoek in de school hebben opgebouwd bijvoorbeeld met kenniskringen, onderzoeksgroepen en een onderzoekscoördinator waardoor er op een planmatige manier wordt gewerkt aan schoolontwikkeling en beter onderbouwd beleid.
Deze successen ontstaan echter niet vanzelf. Daar zijn de coördinatoren het over eens. Zij noemen allemaal als voorwaarden: voldoende financiering en facilitering, een goede samenwerking en communicatie tussen verschillende partners, de meerwaarde zien van, betrokkenheid bij en draagvlak voor onderzoek in de school, steun en een voorbeeldrol van de schoolleider/CvB/schoolbestuur. Wanneer dit niet of niet goed geregeld is, werken deze succesfactoren juist belemmerend.
Om nog beter zicht te krijgen op de impact van praktijkonderzoek in de school hebben van elke AOS een (groep) leraaronderzoeker(s) posterpresentaties gemaakt van hun afgeronde onderzoek. Een analyse van de posters maakt inzichtelijk dat succesfactoren voor impact van het onderzoek de rol van de schoolleider en draagvlak en eigenaarschap zijn, naast het gegeven dat de resultaten bruikbaar moeten zijn en dat er oog is implementatie van de resultaten. Van belang zijn ook dat de school een cultuur heeft die gebaseerd is op leren, vertrouwen en transparantie.
Uit de posters blijkt dat hier doorgaans veel energie in wordt gestopt. Voor de onderzoeken wordt vaak nauw samengewerkt in onderzoeksgroepen of kenniskringen en wordt de voortgang gedeeld in teamvergaderingen. In de meest succesvolle voorbeelden is vaak een brede vertegenwoordiging van de school in de onderzoeksgroep te zien.
Ook zijn soms ludieke manieren toegepast om collega’s te betrekken. Dit alles draagt bij aan een daadwerkelijke gedragsverandering van leraren op basis van het onderzoek.
Veel samenwerking
op alle niveaus geeft
meeste inzichten
Veel geslaagde praktijkonderzoeken gingen over verbeteren van het handelen van de leraar en leverden concrete producten en instrumenten op voor de leraar of de school die worden ingezet bij het veranderingsproces dat uit het onderzoek voortkomt.
Een onderzoekscultuur op school, een bereidheid om te leren en kritisch het eigen onderwijs onder de loep te nemen, is een voorwaarde en kan tegelijk een uitkomst van onderzoek in de school zijn. Tijdens de gesprekken met de vertegenwoordigers van de AOS-en en de leraar-onderzoekers bleek dat ze trots zijn op de cultuurverandering die is gerealiseerd dankzij de praktijkonderzoeken, maar ook dat er nog veel moet gebeuren: nog lang niet alle leraren zien het belang van onderzoek voor onderwijsverbetering zien.
De schoolleider kan hierin een belangrijke rol spelen. Op alle scholen waar sprake was van een hoge impact van het praktijkonderzoek bleek de schoolleider (po) of het management (vo/mbo) cruciaal. Het gaat daarbij niet alleen om facilitering en ruimte op teamvergaderingen, maar ook om morele steun en de koppeling aan het onderwijs en personeelsbeleid van de school.
Daar waar de directie actief betrokken was, werden de resultaten vaker gebruikt voor schoolontwikkeling of ter onderbouwing van beleid.
We kunnen concluderen dat praktijkonderzoek in de school pas impact heeft op professionele en schoolontwikkeling als wordt gewerkt aan de structuur voor onderzoek in de school maar ook aan een onderzoekende cultuur en draagvlak, eigenaarschap en betrokkenheid op alle niveaus in de organisatie. Onderzoek zou hierbij integraal onderdeel moeten uitmaken van het onderwijskundig-, personeels- en financieel beleid van alle aangesloten scholen. Pas dan wordt onderzoek niet gezien als iets extra’s dat tijdelijk naast de andere activiteiten in de school wordt georganiseerd, maar als een onmisbaar aspect van professionalisering en schoolontwikkeling.
Miranda Timermans, Anje Ros, Janneke van der Steen. De waarde van de academische opleidingsschool PO-VO. Steunpunt Opleidingsscholen, Utrecht, 2016.
1 Anje Ros, Miranda Timmermans en Janneke van der Steen, Onderzoek in academische opleidingsscholen. NRO, 2016.
2 Publicatie VO
3 Publicatie PO
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven