Het Programme for International Student Assessment PISA vergeleek de prestaties van 15-jarige scholieren in 41 landen op het gebied van wiskunde, begrijpend lezen, natuurwetenschappen en probleemoplossende vaardigheden. Uit het onderzoek blijkt dat meer dan eenderde van de tweede generatie allochtonen die hun gehele schooltijd in Oostenrijk, België, Denemarken, Duitsland, Noorwegen of de Verenigde Staten hebben doorgebracht slechter scoren op wiskunde dan het gemiddelde autochtone kind. Dit is opvallend omdat migrantenkinderen zeer gemotiveerd zijn voor wiskunde en school in het algemeen. In landen als Australië, Nieuw Zeeland en Canada scoren kinderen van immigranten even goed als hun autochtone leeftijdgenoten. Volgens de OECD ligt dit verschil aan de verschillende onderwijsstelsels. Zo doen Turkse kinderen het in de meeste landen slecht. Maar in Duitsland doen ze het significant slechter dan in Zwitserland. Ook hebben in veel landen allochtone kinderen al vanaf het begin aantoonbaar slechtere onderwijskansen. Ze komen terecht op scholen waar de meerderheid van de leerlingen afkomstig is uit kansarme gezinnen en waar leraren lage verwachtingen hebben van hun pupillen. In veel landen doen kinderen van de tweede generatie het even slecht als hun ouders. Aan de andere kant zijn er ook landen met grote migrantengroepen waar de prestaties van allochtone kinderen dichtbij het autochtone gemiddelde liggen. Dat betekent dat onderwijsbeleid ertoe doet. In tegenstelling tot professor Dronkers (zie p. 4) vindt de OECD taal een minstens zo belangrijke factor als de sociaal-economische situatie van de ouders. De landen waar migrantenkinderen wel goed presteren kennen allemaal gedegen taalprogramma’s en ook investeren zij flink in voor- en vroegschoolse educatie.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven