Interview

‘Agressie leidt ongewild tot foute vrienden’

Tekst Peter Zunneberg
Gepubliceerd op 01-11-2010 Gewijzigd op 27-10-2016
Agressieve tienerjongens worden als het ware veroordeeld tot verkeerde vrienden, zo blijkt uit onderzoek van socioloog Jelle Sijtsema.

Soort zoekt soort wordt er vaak gezegd. Dus agressieve jongeren zouden gelijkgestemde vrienden zoeken. Is dat ook zo?
‘Je vrienden kies je inderdaad zelf. Maar van soort zoekt soort is geen sprake. Uit ons onderzoek is gebleken dat tienerjongens tussen de twaalf en vijftien jaar oud, die je als agressief kunt bestempelen – ze schelden veel en proberen problemen snel op te lossen door slaan en schoppen – graag meer sociale vrienden willen hebben. Ze zijn alleen niet in staat om vriendschappen aan te knopen met deze sociale jongens. Ze worden door hen vaak afgewezen als vriend. Daardoor blijven uiteindelijk alleen jongens, die net als zij zelf agressief zijn, over als mogelijke vrienden.’

Gaat dit op voor alle agressieve jongeren?
‘Nee, het gaat vooral om agressieve jongens met weinig sociale vaardigheden. Die raken in een klas snel geïsoleerd. Je hebt ook een groep agressieve jongens die wel over sociale vaardigheden beschikken. Deze jongens verschillen qua vrienden niet veel van de niet-agressie jongens. Bij meisjes zie je dat de agressie zich vaak op een andere manier uit, bijvoorbeeld in roddelen en buitensluiten.’  

Hoe groot is het probleem eigenlijk?
‘Onze onderzoeksresultaten zijn afkomstig uit Trails, een langlopend, multidisciplinair onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen op weg naar volwassenheid. Van de circa 1500 onderzochte jongeren kunnen er zo’n 180 als zeer agressief bestempeld kunnen worden. Dat is dus ongeveer tien procent, wat neerkomt op gemiddeld twee agressieve leerlingen per klas.’ 

Waar komt die agressie vandaan? 
‘Dat is moeilijk te zeggen, omdat het heel verschillend is. Om daar meer over te weten te komen hebben wij in ons onderzoek ook gekeken of er fysiologische indicatoren zijn. Het blijkt dat veel van deze agressieve jongens in rust een lagere hartslag hebben dan normaal. Dat zou erop kunnen duiden dat zij meer behoefte hebben aan prikkels, die zij vervolgens zoeken in agressie. Ik kan me voorstellen dat wanneer al op de basisschool bijvoorbeeld een schoolarts een dergelijk lagere hartslag constateert, daar een aantekening van wordt gemaakt. Het is zeker iets om alert op te zijn. Te meer omdat je een deel van deze tienerjongens met een lage hartslag op latere leeftijd ziet afglijden naar delinquent gedrag.’

Wat kun je tegen deze agressie doen?
‘Ook dat is niet eenduidig. Er zijn weliswaar allerlei trainingen om agressie te beteugelen, maar je kunt niet zeggen welke training effectief zal zijn. Dat verschilt per persoon en soms werkt een bepaalde training averechts. Wat wel helpt is om al op de basisschool aandacht te besteden aan sociale vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling. Op latere leeftijd zullen deze leerlingen daar profijt van hebben. Zodra deze leerlingen in een groep worden opgenomen zie je dat positief gedrag ook een positieve uitwerking heeft. Overigens vind ik wel dat bij behandeling het klinische domein zoveel mogelijk vermeden moet worden. Dus er hoeft niet gelijk psychiatrische hulp ingeschakeld te worden en dergelijke.’

Wat kan een leraar doen voor deze jongens?
‘Een leraar kan bijvoorbeeld helpen door het aanknopen van vriendschappen te stimuleren. Het is gebleken dat door een soort buddy-systeem de agressie ook afneemt. Door agressieve jongens te koppelen aan meer sociale jongens krijgen zij als het ware een positief rolmodel, waardoor zij zich zelf ook minder snel op een negatieve manier zullen uiten.’ 

Jelle Sijtsema, Adolescent aggressive behavior: Status and stimulation goals in relation to the peer context, Promotieonderzoek, Groningen, 2010

Click here to revoke the Cookie consent