Onderzoek

Actieve docenten helpen mbo-leesonderwijs

Tekst Truus Harms
Gepubliceerd op 29-01-2014 Gewijzigd op 03-11-2017
Geen gebrek aan leesstrategieën voor mbo-studenten. Nu ze nog op een goede manier aanreiken, zodat alle mbo-studenten beter begrijpend leren lezen.

Nederlandse taal wordt vanaf 2015-2016 in mbo-2 centraal geëxamineerd: een flinke uitdaging voor ROC’s. Veel studenten scoren bij binnenkomst lager dan niveau 1F volgens de landelijke referentieniveaus voor Nederlandse taal, en moeten in twee jaar naar niveau 2F. Om dit goed te kunnen doen, willen ROC’s inzicht in effectief taalonderwijs voor hun studenten.

Het is aannemelijk, zo leert de literatuur, dat mbo-2-studenten die onvoldoende vaardig zijn in begrijpend lezen, voordeel hebben van expliciete instructie in leesstrategieën. Het is niet zozeer van belang hoe die strategieën er precies uitzien. Wel van belang is dat studenten leren ze op drie momenten bij het lezen in te zetten.

Laat student in vakles aan leesvaardigheid werken

In de eerste plaats vóór en ter oriëntatie op de leestaak. Het gaat dan om strategieën als het bepalen waar de tekst over gaat, wat de student er al van weet en wat precies het doel is van het lezen.

Ten tweede moet de student tijdens de leestaak het verloop van de taak bewaken, door bijvoorbeeld steeds te checken of hij nog begrijpt wat hij leest. Ten derde moet de student na afloop van de leestaak nagaan of hij het leesdoel heeft bereikt.

Docenten zouden hun studenten met een breed scala aan leesstrategieën moeten laten oefenen. In de lessen Nederlands en in de beroepsgerichte vakken gebeurt dat echter nauwelijks. Sommige leesstrategieën komen in de methoden voor Nederlands wel aan de orde, maar studenten gebruiken vooral de digitale onderdelen waar ze niet in zitten.

Zwakkere lezers

Eén-op-één instructie is effectief om studenten vertrouwd te maken met leesstrategieën. De docent geeft bijvoorbeeld een uitleg van een leesopdracht, activeert voorkennis over het onderwerp van de tekst, doet voor hoe hijzelf een tekst aanpakt en geeft feedback op de uitgevoerde leestaak. Zwakkere lezers zullen daarvan naar verwachting profiteren.

Maar ook kan het al helpen als de docent met een groep studenten de leestaak bespreekt en studenten elkaar onderling uitleg geven over de tekst. De docent moet daarbij wel oog houden voor verschillen tussen studenten: instructie in leesstrategieën kan averechts werken bij studenten die met begrijpend lezen geen moeite hebben.

In de lessen Nederlands zien we weinig, en zeker niet systematisch, elementen van directe instructie of interactieve werkvormen. In de beroepsgerichte vakken evenmin. In beide typen lessen verwerken de studenten de lesstof individueel, vaak via digitale opdrachten. Differentiatie vindt het meest plaats door de snelheid waarmee studenten die individuele oefeningen doorlopen: de een heeft meer herhaling nodig om tot een voldoende resultaat te komen dan de ander. Herhalen van een opdracht leidt echter niet tot efficiënter leren. Studenten zijn meer gebaat bij op maat gesneden feedback door de docent.

Meer dan een coach

Zelfstandig werken is belangrijk in het mbo. De docent fungeert vaak als coach die in actie komt wanneer de student een vraag heeft of niet verder kan. We pleiten ervoor dat de docent een actievere rol gaat spelen, en interactie tussen groep en docent en binnen de studentengroep organiseert.

De docent zou zich meer bewust moeten zijn van de waarde van zijn inbreng: het is de leraar die het verschil kan maken als het om studentprestaties gaat, en hij doet dat door zijn kennis van vakinhoud, didactiek en curriculum in te zetten. Dat geldt voor zowel docenten Nederlands als voor collega´s van de beroepsgerichte onderdelen.

Sinds enkele jaren staat Nederlands weer op de roosters in het mbo. Maar die enkele uren per week zijn niet genoeg om studenten op voldoende niveau te brengen. Studenten moeten dus ook in de vaklessen aan leesvaardigheid werken. Door samenwerking tussen vak- en taaldocenten zou elke les ook een taalles moeten zijn.

In de praktijk, en niet alleen in die van ons onderzoek, blijkt dat echter nog lang niet het geval. Taal- en vakdocenten zijn ook niet altijd goed voorbereid op het gezamenlijk didactisch en inhoudelijk ondersteunen van de studenten bij taalonderwijs. Professionalisering van en samenwerking in opleidingsteams biedt mogelijk een ingang voor verbetering.  Schenk daarbij aandacht aan verschillen in kennis en persoonlijke visie van docenten, en kijk naar de praktische bruikbaarheid van de les. Collegiale interactie die focust op studentresultaten kan effectief zijn.

Veel ideeën over effectief onderwijs in begrijpend lezen zijn ontleend aan onderzoek in basis- en algemeen voortgezet onderwijs, en vaak afkomstig uit het buitenland. Of ze in het Nederlandse mbo ook werken, weten we niet zeker. Ondertussen zijn mbo-opleidingen bezig hun taalonderwijs naar eigen inzicht op te zetten. Wat werkt, en wat niet, daarvan bestaat geen overzicht. Het is tijd om de verzamelde inzichten te toetsen, in kleine, goed opgezette experimenten. En om de inmiddels in de praktijk opgedane ervaringen systematisch vast te leggen. Alleen zo kunnen we tot meer kennis komen over goed taalonderwijs in het mbo.

Het onderzoek
Onderzoekers van het GION (Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs) observeerden dertien lessen Nederlands en acht beroepsgerichte lessen op twee locaties van een ROC om te beschrijven in hoeverre mbo-studenten leesstrategieën krijgen aangereikt en gebruiken om beter begrijpend te lezen. Ook ondervroegen ze vijf deskundigen over hun beeld van het taalonderwijs op mbo-2-niveau. Conclusie? Onderzoekers weten vrij aardig wat werkt, maar zien dat in de praktijk nauwelijks terug.

Truus Harms & Margriet Kalsbeek, Leren begrijpend lezen en luisteren in mbo-2. Groningen: GION, 2013. Dit onderzoek werd gefinancierd uit het OCW-budget voor kortlopend onderwijsonderzoek op verzoek van het onderwijsveld.

Click here to revoke the Cookie consent