Onderzoek

Aantal voortijdig schoolverlaters daalt

Tekst Paul van der Bijl
Gepubliceerd op 11-01-2005 Gewijzigd op 23-10-2016
Het aantal voortijdig schoolverlaters is in 2003 met bijna tien procent gedaald. Er werden ruim 63.800 jongeren geregistreerd die zonder diploma het onderwijs de rug toekeerden, tegen 70.500 in 2002. Volgens staatssecretaris Rutte van onderwijs begint het kabinetsbeleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, vruchten af te werpen.

De daling in 2003 betekent een trendbreuk, want de laatste jaren groeide de groep jongeren tussen de 18 en 24 die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten. Het kabinet vindt dat jongeren minstens een havo-diploma op zak moeten hebben, of een diploma op het niveau van basisberoepsbeoefenaar in het mbo. In het jaar 2000 werden 40.000 jongeren geregistreerd die de eindstreep niet haalden, een jaar later waren dat er 47 duizend. De forse groei in 2002 naar 70.500 valt voor een deel toe te schrijven aan een betere registratiemethode. Inmiddels maakt 97 procent van de scholen in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs werk van de wettelijke meldingsplicht van drop-outs. Dat de groei nu tot stilstand is gebracht, is volgens Rutte te danken aan de grotere inspanningen om voortijdig schoolverlaters weer op het goede spoor te krijgen. Zo werden er in 2003 ruim 20.000 jongeren met succes geholpen om terug te keren naar school of naar werk, een lichte stijging ten opzichte van het jaar daarvoor. Toch blijft het voortijdig schoolverlaten een lastig te bestrijden fenomeen. Een van de oorzaken is bijvoorbeeld dat jongeren soms een onduidelijke beeld hebben van de opleiding en de beroepspraktijk waarvoor ze gekozen hebben. Daarnaast kampen sommige jongeren met verschillende problemen, zoals ruzie thuis, problemen met leraren en crimineel gedrag. De invoering van het onderwijsnummer, waardoor leerlingen beter gevolgd kunnen worden, moet bijdragen aan een verdere daling. Het kabinet heeft zich als doel gesteld om het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2010 terug te dringen tot 35.000, de helft van het aantal uitvallers dat in 2002 werd geregistreerd. Dat plan vloeit voort uit afspraken die in 2000 in Europees verband zijn gemaakt. Ook de Onderwijsraad maakt zich zorgen over de grote groep uitvallers. Het adviesorgaan bepleit een vaardigheidstest voor drop-outs. Op basis daarvan kan een onderwijsprogramma op maat worden vastgesteld dat er alsnog toe moet leiden dat een voortijdig schoolverlater een diploma haalt. Dat programma zou een kortdurend traject moeten zijn, waarin werken en leren worden gecombineerd en waarbij de jongere begeleiding krijgt van een mentor. De Onderwijsraad adviseert het kabinet om jaarlijks 7,5 miljoen euro uit te trekken voor een proef met de vaardigheidstesten. 

Click here to revoke the Cookie consent