'Het is een grof schandaal dat er de laatste 25 jaar niets is verbeterd voor kinderen in de lagere sociaal economische klassen. Voor de meeste van deze leerlingen (of ze nou autochtoon of allochtoon zijn) is onderwijs nog steeds een hele negatieve ervaring. Daar moet echt iets aan gebeuren en daarvoor is de rekentoets VO heel belangrijk. De drempelfunctie van de rekentoets is essentieel. Is iemand eenmaal over die lat gesprongen, dan kan het VO niet meer zeuren.'
Zo flegmatiek als Roel Bosker overkwam tijdens de opening van de ORD op woensdag 11 juni in de grote zaal van de Martini Plaza in Groningen, zo gepassioneerd was hij een halve dag later tijdens het symposium over de rekentoets waar hij als referent optrad. Aan de bijdragen van de onderzoekers op die vroege ochtend (stipt 9.00 uur trapte Cito af) lag het niet.
Saskia Wools van het Cito weerlegde rustig en bij wijze van spreken op de hurken dat de kritiek op de rekentoets geen hout snijdt. Puntsgewijs trachtte ze te bewijzen dat de toets niet te talig is (zoals de commissie-Bosker beweert) maar dat die taligheid voldoet aan een eis die de opdrachtgevers stelden: de toets moet ook toekomstig maatschappelijk functioneren meten.
Het wel of niet gebruiken van de rekenmachine bij verschillende opgaven (veel te onduidelijk volgens sommige leraren) is een uitwerking van het construct waarvoor Cito geen verantwoordelijkheid draagt: het Cito doet slechts wat het opgedragen is door de commissies die de overheid instelde.
De onmogelijkheid om terug te bladeren in de opgaven heeft een praktische reden: anders kan je de rekenmachine ook gebruiken bij opgaven waar dat niet de bedoeling is.
En dat de lat bij de rekentoets te hoog ligt? De toets is slechts een uitwerking van wat er vanaf het begin is gevraagd.
Maar wat meet je dan met zo´n rekentoets? En hoe waar is het wat je meet? Wools deed er vrij luchtig over. 'Validiteit is hoogstens aannemelijk, nooit echt waar.', 'Het gebruik is in handen van de wetgever' en de bewijsvoering moeten we vergelijken met die in een rechtszaal. Advocaat en aanklager proberen met een bepaalde train of thought hun bewijsvoering aannemelijk te maken, maar hoe waar dat precies is, moet de rechter uiteindelijk beslissen. Wie in het kader van de rekentoets als rechter optreedt, is onduidelijk, maar dat we niet te veel gewicht moeten toekennen aan de uitkomsten van de rekentoets is duidelijk. Wat betreft het Cito.
Echter, mind you, stelde Bosker in zijn reactie tijdens dit symposium, er hangt wel heel veel af van de rekentoets. Als die eenmaal gaat gelden voor de slaag-zakregeling (2015/2016), dan maakt een slechte rekentoets een enorm verschil voor een leerling: ´Als ouder van een kind dat als gevolg van de rekentoets zakt, zou ik overwegen een advocaat in te schakelen', voegde hij er met gevoel voor pathos aan toe.
De aanwezigen waren toen wel toe aan een oppepper want ze waren effectief in slaap gesust door het gegoochel met cijfers en formules en p-waardes van Anton Beguin (Cito). Je zou bijna vergeten wat Beguin wel meldde: dat de kans op een goed antwoord in sommige categorieen wel heel laag is, 25%. Een leek zou zeggen: klopt de vraagstelling van zo'n toets dan wel? Zijn presentatie was volgens Bosker kenmerkend voor de in zijn ogen problematische communicatie: het Cito verliest zich de laatste tijd vaker in wellicht juiste, maar ook psychometrisch complexe argumenten die voor de gemiddelde toehoorders volstrekt onbegrijpelijk zijn. En dat is niet handig voor wie geloofwaardig wil zijn en draagvlak wil krijgen voor zijn producten. Beter communiceren, adviseerde Bosker na afloop.
De presentatie die Hendrik Straat van Cito gaf over de discrepantie tussen de plaats die Nederland inneemt op de PISA-ranking (10e) en de slechte prestaties van Nederlandse leerlingen op de rekentoets was eigenlijk té vanzelfsprekend. Wie zich een beetje in de materie heeft verdiept, weet dat het hier gaat om relatief versus absoluut: Nederland doet het goed vergeleken met veel andere landen, maar dat zegt nog weinig over de prestaties van de Nederlandse leerlingen an sich.
En die Nederlandse leerlingen kwamen bij Bosker weer prominent in beeld. Bij zijn uitval over achterstandskinderen, maar ook specifiek bij zijn reflectie op de rekentoets. ´Iemand heeft gezegd: de rekentoets is ook een intelligentietoets. Niemand reageert daar op!? Terwijl de rekentoets wel degelijk domeinoverstijgende vaardigheden meet waar je een bepaalde intelligentie voor nodig hebt.'
Bosker voegde zich ook in het kamp van de Cassandra's zou je kunnen zeggen, de voorspellers van onheil. Hoogleraar Wim van de Grift (eveneens uit Groningen) waarschuwde vorig jaar al voor dalende prestaties bij wiskunde-opgaven in PISA. Bosker verpakte zijn boodschap neutraler: 'Nederland doet het goed in PISA, vooral de leerlingen aan de onderkant doen het goed. En wat zie je in de rekentoets? Daar doet de onderkant het heel slecht. Dat vergt dus groter onderzoek.' Bosker riep het College voor Examens op nader onderzoek te (laten) doen naar de rekentoets. Misschien is de rekentoets gewoon slecht, we hebben wel 10 hypotheses, maar geen enkel antwoord.'
Consensus bij alle betrokkenen op dit symposium was eigenlijk dat we misschien wel helemaal terug naar de tekentafel moeten waar het de rekentoets betreft. Er zijn teveel fouten gemaakt bij de invoering van de rekentoets in de aansturing door verschillende commissies voor vmbo en mbo, de verschillende definities van (on)benoemde getallen, van contexten, van 1, 2 en 3 F, laat staan van de streefwaarden 1, 2 en 3 S. Ook Beguin leek er wel oren naar te hebben. 'Goed idee, want wat willen we nu echt met die referentieniveaus?'
Monique Marreveld is hoofdredacteur van Didactief
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven