In deze kamerbrief legt hij uit waarom aandacht voor toptalenten van belang is, en welke maatregelen er nodig zijn om deze aandacht te realiseren. Volgens de staatssecretaris is de uitdaging "niet om exact te bepalen wie onze toptalenten zijn, maar om het onderwijs zo in te richten dat talent de volle ruimte krijgt. De ervaring leert dat talent dan vanzelf naar boven komt: you'll see it, when you do it". Vanuit onze ervaring met praktijkgericht onderzoek op dit gebied, willen we graag reageren op de brief van de staatssecretaris.
De analyse van de problemen die spelen bij toptalenten is gedegen: talent wordt onvoldoende gewaardeerd en beloond, in de structuur ontbreekt het aan mogelijkheden om flexibel in te spelen op behoeftes, en vaardigheden om leerlingen uit te dagen zijn niet altijd aanwezig bij leraren en schoolleiders. "Leerlingen moeten zich aanpassen aan het systeem, in plaats van andersom. In zo'n klimaat kunnen toptalenten niet floreren". Aanpassingen aan het systeem voor leerlingen met talent komen minder vaak voor dan aanpassingen voor leerlingen met een achterstand, vanuit de gedachte "want die slimme leerlingen redden zich toch wel". Wat dat betreft is de brief van Dekker een welkome erkenning voor de positie van hoogbegaafden en talenten.
Ook de maatregelen die de staatssecretaris opnoemt, klinken goed: onderwijs dat meer uitdaagt, onderwijs waarin bijzondere prestaties meer lonen, en onderwijs met beter toegeruste leraren. Er zijn echter twee belangrijke kanttekeningen te plaatsen bij de oplossingen die genoemd worden. Als eerste valt op dat de maatregelen grotendeels in gaan op "extra" activiteiten voor talenten. Ze raken slechts zijdelings aan onderwijs-op-maat en gaan voorbij aan de basis: voldoende differentiatie in de alledaagse, verplichte stof, zodat elke leerling tot zijn/haar recht kan komen. Je vervelen tijdens de rekenles en daarna een middagje proefjes doen is natuurlijk geen oplossing. Op alle gebieden uitgedaagd worden, bij alles op of net boven je niveau werken en overal een doorlopende leerlijn volgen is dat wel.
Een tweede punt van kritiek heeft te maken met het 'tijdstip' van de maatregelen. Waar kort wordt aangestipt dat vroegtijdige signalering van belang is, komt vroegtijdige 'actie' niet terug. De voorbeelden die genoemd zijn, lijken zich vooral te concentreren op de bovenbouw van het primair onderwijs, en het voortgezet onderwijs. Willen we onderpresteren echt voorkomen en talent laten opbloeien, dan zullen we al vanaf de kleuterklas moeten differentiëren. Onze ervaringen met het invoeren van een screening (= signalering) en gedifferentieerd onderwijs vanaf de kleuterklassen zijn positief. Leerlingen die daar aan toe zijn, hebben in groep 1 en 2 ook toegang tot materiaal uit groepen 3 en 4, en mogelijk zelfs verder.
Dit vereist natuurlijk nogal wat van de leerkracht, dus het pleidooi voor beter toegeruste leerkrachten ondersteunen wij van harte. Een goede diagnostiek van het niveau van de leerling, kennis van leerlijn en vakinhoud, kennis van welke speel-/leermaterialen aan welk leerdoel voldoen en hoe en voor welk niveau ze ingezet kunnen worden, zijn van groot belang. Tot slot is een gedeelde visie binnen het team op talentontwikkeling en differentiatie belangrijk; onderwijs-op-maat blijft immers niet beperkt tot de eigen klas. Het vereist een behoorlijke verandering. Wat we zien op scholen waar we deze innovatie samen met leerkrachten vormgeven is een angst voor die verandering. Vaak wordt er gezegd dat het organisatorisch niet mogelijk is, omdat er dan instructiemomenten op verschillende niveaus moeten worden gegeven, leerlingen misschien motorisch nog niet ver genoeg ontwikkeld zijn om naar groep 4 te gaan, er niet genoeg mankracht is. Die angst wordt echter weggenomen als leerkrachten ondanks hun angsten aan de slag gaan, en het resultaat zien: you'll see it, when you do it. Leerlingen zien opbloeien, daar doe je het voor, horen we vaak terug.
Tot slot willen we opmerken dat de maatregelen van de staatssecretaris zijn gericht op de toptalenten, terwijl ze goed zouden kunnen zijn voor alle leerlingen. Het onbegrip waar de staatssecretaris bang voor is, omdat we niet gewend zijn om leerlingen in de schijnwerpers te zetten en extra kansen te bieden, wordt ons inziens juist alleen maar groter door een schijnwerper te gebruiken op een selecte groep in plaats van iedereen in het licht te zetten. Alle leerlingen hebben recht op flexibel onderwijs op eigen niveau, extra activiteiten buiten het basiscurriculum, en erkenning van hun prestaties.
Tekst Elma Dijkstra en Amber Walraven, beide werkzaam op het ITS. Deze tekst is eerder gepubliceerd op de website van het ITS.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven