Onderzoek

Toezicht in transitie

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 07-05-2015 Gewijzigd op 23-10-2016
Terwijl de onderwijsinspectie experimenteert met gedifferentieerd toezicht, roepen Kamerleden op tot inperking van toezicht. De centrale vraag in de discussie: wie bepaalt wat kwaliteit van onderwijs is?

Volgens het nieuwste Onderwijsverslag zijn er nauwelijks nog (zeer) zwakke scholen: slechts 4,7% in het vo en 2,2% in het po. Betekent dit dat de rest van de scholen op hun lauweren kan gaan rusten? Als het aan de inspectie ligt niet. 'Scholen met een basisarrangement kunnen ook beter worden', verklaart inspecteur-generaal Monique Vogelzang. 'We willen juist die grote middengroep ook stimuleren zich te verbeteren.'

Binnen de categorie basis kunnen scholen straks het label 'voldoende' of 'goed' krijgen. Het is onderdeel van gedifferentieerd toezicht dat augustus 2016 van start moet gaan. Dit schooljaar zijn er al pilots in po en vo gedaan. 'Ons werk is tot nu toe vaak alleen risicogericht: wat gaat er mis op deze school? Straks geven we ook feedback over wat goed gaat en wat (nog) beter kan.'

Deugdelijkheid
Uit onderzoek dat Oberon eind 2014 in opdracht van de inspectie deed, blijkt dat twee derde van de schoolleiders en bestuurders in het vo vindt dat de tweedeling in basis- en aangepast arrangement volstaat. Ook vindt 60% dat de inspectie alleen moet bewaken dat scholen voldoen aan de basiseisen voor kwaliteit. Tegelijk vindt 55% dat de inspectie ook scholen in het basisarrangement moet stimuleren tot kwaliteitsverbetering.

Unaniem blij met het nieuwe toezicht is het veld dus niet. Diverse Kamerleden zijn er ronduit tegen. Ze vinden dat de inspectie zich moet beperken tot toezicht op de wettelijke deugdelijkheidseisen (zoals leerresultaten en bevoegde leraren voor de klas). Bisschop (SGP) nam het initiatief voor een wetsvoorstel, dat inmiddels met steun van Van Meenen (D66) en Rog (CDA) en een positief advies van de Raad van State en na bijstellingen op advies van de Onderwijsraad is ingediend bij de Tweede Kamer. Back to basics is het motto. 'Met eigen ideeën over bijvoorbeeld opbrengstgericht werken moet de inspectie scholen niet lastig vallen', aldus de indieners. Dat staat namelijk haaks op de vrijheid van onderwijs (artikel 23) en bovendien krijgen die eigen ideeën ten onrechte een normerend karakter. Voor scholen is het onderscheid tussen wettelijke eisen en overige kwaliteitsaspecten absoluut niet helder. 'Het is vla en soep in één bord en dat is niet smakelijk. Wij willen er weer twee porties van maken', aldus Bisschop tijdens de Onderwijspoort over toezicht begin april in Den Haag. Dus de toezichttaak helder onderscheiden en apart opgediend van de taak om scholen te stimuleren hun onderwijs te verbeteren.

Kernvraag
Overigens is de inspectie doorgaans slechts uitvoerder van de wensen van de overheid. In haar advies op het wetsvoorstel wijst de Raad van State erop dat de overheid 'in toenemende mate eisen aan scholen stelt of uitspraken doet over de kwaliteit van het onderwijs zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag in de Grondwet en de onderwijswetten aanwezig is en zonder dat scholen zich daartegen voldoende in rechte kunnen verweren.'

En dus wierp bestuurskundige Paul Frissen (zie ook openingsinterview, Didactief juni 2014) bij de Onderwijspoort maar weer eens de kernvraag op tafel: van wie is het onderwijs? Het antwoord is voor Frissen zo klaar als een klontje: van de scholen zelf natuurlijk. 'Je kunt alleen toezien op kwaliteit vanuit een definitie van kwaliteit. Maar hebben we een gemeenschappelijke definitie? Ik mag hopen van niet.'

Precies dat schuurt in de praktijk vaak. Artho Jansen, bestuurder van een groep vrije scholen, maakt zich zorgen over het bredere, gedifferentieerde toezicht. 'Mijn zorg is dat de inspectie zich te veel wil bemoeien met onze aanpak. Ze kijkt op een eendimensionele manier naar wat een school doet, met een fors accent op het cognitieve. De andere aspecten, waar wij aan hechten, zoals creativiteit en mensvorming, ziet ze wel, maar het kader is en blijft gericht op cognitie. Dat is niet ons gedroomde kader.' Hij pleit voor toezicht vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen. 'Als je de professionals serieus neemt, moet je de leraar en directeur vragen wat zij onder kwaliteit verstaan.'

Ook Wim van Ginkel, directeur-bestuurder van de Vereniging Scholen met de Bijbel, ervaart eenzijdigheid in het huidige toezichtkader. 'Daarom is het goed om zelf als vereniging te bepalen wat je onder kwaliteit verstaat. Voor ons is dat meer dan taal, rekenen en lezen, het gaat ons ook om vorming, kritisch burgerschap, samenwerken, christelijke waarden, kortom om een brede ontwikkeling van kinderen.'

Eigen verhaal
Frissens oplossing: maak al het onderwijs bijzonder, schaf centrale examinering en toetsing af en leg de bal neer bij het onderwijs. 'Bepaal zelf welk toezicht u op u wilt laten uitoefenen.' Dus pluriformiteit in plaats van uniformering door een strak toezichtkader. 'We moeten van controle naar verantwoording', zoals een schooldirecteur tijdens de Onderwijspoort stelde. En een collega zei: 'Hoe een docent les moet geven, dat maken we zelf wel uit.'

Dat kan te vrijblijvend worden. In haar advies op het wetsvoorstel wees de Onderwijsraad erop dat het onderwijs ook een maatschappelijke opdracht heeft. Als je toezicht beperkt tot wettelijke deugdelijkheidseisen, bestaat het gevaar dat scholen zich daar primair op gaan richten en zich 'onttrekken aan hun verantwoordelijkheid voor de verbetering van onderwijskwaliteit. Dit is niet in het belang van individuele onderwijsvragers noch van de samenleving.' Een ander gevaar is dat met wettelijke deugdelijkheid alleen het accent louter op leerresultaten komt te liggen. De raad pleit dan ook voor een breder perspectief van de inspectie op het onderwijsproces, want 'dat doet recht aan de inspanningen van de school'.

Op basis hiervan hebben de Kamerleden hun wetsvoorstel aangescherpt. Scholen moeten, zo lichtte Van Meenen tijdens de Onderwijspoort toe, met een eigen verhaal komen. 'In haar schoolplan moet ze helder beschrijven: hier staan we voor en daar willen we op beoordeeld worden. De inspectie moet controleren of de school een verhaal heeft en of ze dit waarmaakt. Voordeel is dat scholen zich straks kunnen richten op wat ze zelf als verbetering zien en niet wat de inspectie belangrijk vindt.'

De inspectie wil op dit moment 'in het openbaar' nog niet reageren op het wetsvoorstel. Het onderwijsveld voelt er wel voor. Uit het Oberon-onderzoek bleek dat 84% van de schoolleiders en bestuurders de inspectie het liefst ziet als critical friend die meekijkt of de school haar ambities weet te verwezenlijken. Zoals bestuurder Van Ginkel zegt: 'Meedenken, kritische feedback geven en een goede dialoog, dat zie ik als taak van de inspectie. Daar hebben scholen ook behoefte aan.'

Tekst Bea Ros, adjunct-hoofdredacteur Didactief.
Gepubliceerd op 7 mei 2015.

 

Pilot gedifferentieerd toezicht: 'Wij gaan voor "goed"'

Obs. Burg. Verkruisen in Muntendam is een van de po-scholen die meedeed aan de pilots gedifferentieerd toezicht. Directeur Eilt Loots vertelt zijn ervaringen.

'In het verleden voelde het aan alsof je echt gecontroleerd en afgerekend werd. Nu gaan de inspecteurs met je in gesprek als gelijkwaardige gesprekspartners. Ze geven niet alleen kritiek, maar ook complimenten. Hun hele binnenkomst straalde dat ook uit. Ze stelden leraren op hun gemak en wilden kennis maken met het hele team.

Vijf weken van tevoren hebben we een zelfbeoordeling gemaakt. Op tien nieuwe standaarden moesten we beoordelen hoe we er volgens onszelf voorstonden, met informatie over hoe we tot dat oordeel waren gekomen. Bijvoorbeeld leerresultaten, zicht op ontwikkeling van leerlingen, didactisch handelen, schoolklimaat en kwaliteitscultuur. Vroeger was het toch vooral kijken naar de Cito-scores, nu is het breder.

Twee inspecteurs kwamen een hele dag op bezoek, voor lesbezoeken en gesprekken met teamleden, ouders, leerlingen, IB'ers en directeur. Het was heel open allemaal. De volgende dag kwamen ze terug en gaven ze met een powerpointpresentatie een uitgebreid verslag aan het hele team en het bovenschools management. Ze liepen echt alle tien punten langs en vertelden wat goed was en wat voor verbetering vatbaar. We kwamen er goed uit. We hadden onszelf acht voldoendes en twee goed gegeven, de inspectie kwam uit op negen voldoendes en een goed. Ik vond hun tips heel bruikbaar. Ze vonden bijvoorbeeld dat onze analyse breder en diepgaander kon, daar geven ze dan ook voorbeelden van.

Tussen voldoende en goed zit wel een redelijk ruime marge. Ze zeiden: u had eigenlijk een ruim voldoende moeten krijgen, maar ja, die categorie is er niet. Wat mij betreft komt die er wel. Dit werkt stimulerend. Ons bestuur telt 22 po-scholen en we willen alle scholen binnen twee jaar op alle onderdelen goed hebben.'

Tekst Bea Ros, adjunct-hoofdredacteur Didactief.
Gepubliceerd op 7 mei 2015

Bronvermelding

1 Pilot gedifferentieerd toezicht: Wij gaan voor 'goed'
2 'Scholen zijn collectief verslaafd aan de overheid'

Verder lezen

1 Pilot gedifferentieerd toezicht: Wij gaan voor 'goed'
2 'Scholen zijn collectief verslaafd aan de overheid'

Click here to revoke the Cookie consent