Tien interessante cijfers uit Education at a Glance
Tekst Redactie Didactief Gepubliceerd op 12-09-2014
Gewijzigd op 23-10-2016
Deze week kwam Education at a Glance uit, de jaarlijkse internationale onderwijsvergelijking van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Wij zetten de interessantse cijfers voor je op een rij.
Zo'n 34 procent van de Nederlandse bevolking is hoger opgeleid. Daarmee ligt Nederland dicht bij het OESO-gemiddelde van 32 procent. Tussen de landen zijn grote verschillen te zien: zo is in Canada 53 procent van de bevolking hoger opgeleid, terwijl Brazilië niet verder komt dan 13 procent. In Nederland is tussen de jaren 2000 en 2012 het percentage hoger opgeleiden met circa 3 procent gestegen.
Veel Nederlanders volgen een opleiding: zo'n 57 procent van de mensen van tussen de 15 en 29 jaar is in de school- of collegebanken te vinden. Dat zijn er een stuk meer dan in het OESO-gemiddelde, dat op 48 procent ligt. Een opvallend hoog percentage van de Nederlandse studenten heeft naast de studie een bijbaan: zo'n 60 procent. Ter vergelijking: in de onderzochte landen werkt gemiddeld minder dan eenderde van de studenten.
Nederland besteedt iets meer dan 6 procent van bruto binnenlands product aan onderwijs; ongeveer evenveel als het OESO-gemiddelde. Landen als Denemarken, IJsland en Korea geven een stuk meer uit: zo'n 8 procent. Onderaan de lijst staan Hongarije en Slowakije, die niet meer dan 4,5% van het BBP voor onderwijs uittrekken.
In alle onderzochte landen is duidelijk te zien dat hoger opgeleiden het beter doen op de arbeidsmarkt dan lager opgeleiden. In Nederland heeft 88 procent van de hoger opgeleiden werk, 4 procent boven het OESO-gemiddelde. De Griekse hoger opgeleiden hebben minder geluk: van hen heeft maar 72 procent een baan.
Tussen de landen bestaan grote verschillen in hoe lager opgeleiden het doen op de arbeidsmarkt. Zo heeft in de VS maar 31 procent van de mensen zonder high school-diploma een baan. In Nederland ligt dat percentage veel hoger: zo'n 62 procent van de mensen zonder middelbare schooldiploma heeft hier werk.
Het aantal hoger opgeleiden dat zonder baan zit is in Nederland heel licht gestegen sinds 2005 (van circa 2,9 naar 3,2 procent). In Zuid-Europa is dat wel anders: in Spanje steeg de werkloosheid onder hoger opgeleiden van 6 naar 14 procent en in Griekenland kwamen zelfs 10 procent meer hoger opgeleiden zonder werk te zitten.
Nederlandse leraren verdienen relatief slecht: gemiddeld zo'n 20 procent minder dan hoger opgeleiden in andere functies. Dat geldt voor de meeste landen, hoewel het verschil volgens het OESO-gemiddelde (circa 10 procent) een stuk lager ligt dan in Nederland. En het kan ook andersom: in landen als Korea, Spanje en Luxemburg verdienen leraren gemiddeld juist meer dan hoger opgeleiden in andere functies.
De gemiddelde leeftijd van Nederlandse leraren ligt hoger dan die in de meeste landen: bij ons is zo'n 47 procent van de vo-docenten ouder dan 50. Het gemiddelde percentage 50-plussers voor de klas in de onderzochte landen ligt rond de 35 procent. In Brazilië en Indonesië is zelfs minder dan eenvijfde van de docenten boven de 50 jaar.
De gemiddelde groepsgrootte in het primair onderwijs ligt in Nederland op 23, dichtbij het OESO-gemiddelde van 22. Er zijn grote verschillen tussen landen op dit punt: Chinese basisschoolleerlingen zitten met gemiddeld 38 kinderen in de klas, terwijl de klassen in Luxemburg gemiddeld maar zo'n 16 leerlingen tellen.
Nederlanders zijn over het algemeen goed met computers: 40 procent van de mensen tussen de 16 en 65 heeft goede computervaardigheden, tegen een gemiddelde van 31 procent in de onderzochte landen. Alleen de Zweden staan met 42 procent nog net iets hoger.