Wat laat je buitenlanders zien van het Nederlandse onderwijs? Bij voorkeur geen business as everywhere, maar juist de afwijkende smaken. En dus prijken er opvallend veel vernieuwingsscholen (oud en nieuw), zoals Agora, vrije school en jenaplan op de lijst van de te bezoeken scholen voor deelnemers aan de EAPRIL-conferentie (zie kader).
Wij schoven aan bij een bezoek aan jenaplanschool De Lanteerne in Nijmegen. Samen met zeven Japanners, twee Finnen, een Taiwanees, een Italiaan, een Luxemburger en iemand uit Trinidad. Die keken hun ogen uit. Jena-what?
EAPRIL
|
Maria Montessori en Rudolf Steiner, die kennen ze wel. Maar Peter Petersen, de grondlegger van het jenaplanonderwijs, blijkt een grote onbekende. Een Japanse vrouw vertelt: ‘Ik heb me ingelezen voor deze conferentie en begrijp dat jenaplan typisch Nederlands is?’
Nou, niet helemaal, Petersen kwam uit Duitsland (Jena, vandaar de naam). Wel floreert jenaplanonderwijs in Nederland het best. Het zou ook in opmars zijn in Japan, maar daar weten de aanwezige Japanse bezoekers niets van. Het is voor hen en alle anderen compleet nieuw.
Leerkracht Hedi Kwakkel leidt hen vakkundig langs de belangrijkste pedagogische concepten. Zoals de vier basisactiviteiten – werk, gesprek, spel en viering – en de typische jenaplan-fenomenen stamgroep (‘tribe group’), kringgesprek en weekopening.
De Lanteerne is een grote basisschool (680 leerlingen), maar de school zorgt voor kleinschaligheid door te werken met units van zo’n negentig leerlingen van groep 1 tot en met 8. Deze units werken samen aan dezelfde themaprojecten in het wekelijkse programmaonderdeel Worldscape (Wereldplein). En nee, legt Kwakkel uit, dat is niet typisch jenaplan, maar de geest van Petersen zit ook hier wel degelijk in, zoals het samenvoegen van diverse leeftijden in een groep. ‘Leren van elkaar staat centraal bij ons.’
Na haar presentatie kunnen de bezoekers het met eigen ogen aanschouwen. Ze kijken vol verwondering naar de leerlingen die, alleen of in groepjes, ieder met hun eigen taak bezig zijn. ‘Hoe weten ze wat ze moeten doen?’ wil de Italiaanse weten. Kwakkel laat zien hoe op het digibord de planning en keuzemogelijkheden te vinden zijn.
‘I’m impressed’, zegt Robert Reuter, lerarenopleider aan de Universiteit van Luxemburg. ‘Het samenvoegen van kinderen van verschillende leeftijden in één groep vind ik echt geniaal. De voordelen zijn obvious, maar toch doen we het niet bij ons.’ Hij vertelt dat in 2009, bij de samenvoeging van kleuter – en lager onderwijs in Luxemburg, een handjevol scholen mocht experimenteren met dubbele groepen, dus twee leeftijden bij elkaar. ‘Het werkte niet en ze zijn er weer mee gestopt.’ Logisch dat het niet werkte, vindt hij, want leraren pasten hun manier van lesgeven niet aan en maakten nauwelijks werk van differentiatie.
Want natuurlijk kan een zesjarige nog niet wat een achtjarige kan. Dus op De Lanteerne is de een in de taalles bezig een boek hardop te lezen en de andere schrijft een Sinterklaasverhaal. Mooi om te zien, vindt Reuter. ‘Waarom zou iedereen op hetzelfde moment met dezelfde rekensom bezig moeten zijn? Daar heb ik nooit iets van begrepen.’
Het voordeel van toch samen groeperen? Dat is volgens Petersen het groepsproces van leren van elkaar en elkaar helpen. ‘De jongste kinderen zien wat ze nog niet kunnen, maar straks wel’, vertelt Kwakkel. Door de spreiding van meer niveaus binnen één klas kunnen leerlingen bovendien soepeler in eigen tempo en op eigen niveau werken. ‘Geniaal,’ vindt Reuter. ‘Op de meeste scholen moeten leerlingen laten zien wat ze kunnen, terwijl leren in wezen toch draait om groeien van nog niet naar wel kunnen.’ Hij noemt een metafoor die hij zelf graag gebruikt: als leraar ben je een timmerman of een tuinier, de een snijdt iets weg om iets te creëren, de ander biedt ruimte om te groeien. ‘De leraren in Luxemburg zijn timmermannen, hier zie ik tuiniers.’
Drie Japanse vrouwen kunnen niet genoeg krijgen van het schoolplein. Ze wijzen elkaar alles aan – ‘look, those children in the tree house!’) en maken snapshots van de speeltoestellen. Kwakkel heeft uitgelegd dat verschillende schoolpleinen niet alleen het spelen, maar ook het leren en ontdekken dienen. Zo loopt er een waterleiding vanaf de dakgoot over het schoolplein en kunnen kinderen water tappen, dammetjes bouwen en een ingenieuze gietinstallatie bouwen voor de schooltuin.
‘Can you show them your boots?’ vraagt Kwakkel aan een kleuter. Die steekt ietwat verlegen zijn voet met rubberlaars naar voren. Tegen de gasten: ‘We raden ouders aan hun kinderen laarzen mee te geven, want ze willen nog wel eens vies worden.’ En inderdaad, het is een vrolijk modderbad daar.
‘Dit zou bij ons verboden worden’, zegt Reuter. ‘Leraren vinden het lastig als leerlingen vies worden.’
Via het schoolplein zijn we aanbeland bij de tweetalige afdeling van de school. De Lanteerne doet mee aan de pilot tweetalig onderwijs voor basisscholen (2014-2022). Inmiddels telt hun afdeling 180 leerlingen die zo’n 40 procent van de lestijd in het Engels krijgen. Zoals een rekenles over breuken. ‘That’s good!’ vindt de man uit Trinidad. ‘Zo leren ze echt Engels.’
De onderzoeker uit Finland heeft oog voor iets anders: ‘Hebben jullie maar één leraar op dertig leerlingen?! Bij ons zijn dat er hooguit twintig, en dan is er ook nog een onderwijsassistent.’ En ja, welkom, ook dat is typisch voor Nederland.
Ook met je team op de foto?
Mail naar [email protected]
Deze aflevering van Team in beeld verscheen in Didactief, december 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven