Onderzoek

Rudolf Steiner (1861-1925)

Tekst Anne Burgers
Gepubliceerd op 01-04-2014 Gewijzigd op 02-11-2016
De grondlegger van de vrijeschool wordt niet altijd even serieus genomen. Toch schatte hij de politieke gevaren van zijn tijd feilloos in.

De kleine Rudi zag het levenslicht in een stadje gelegen op de huidige Kroatisch-Hongaarse grens, dat in de negentiende eeuw deel uitmaakte van de Donau-monarchie. Zijn vader was stationschef, en toen Rudolf twee jaar was verhuisde de familie Steiner naar Oostenrijk.

Al snel bleek dat Rudolf een echte bolleboos was. Zo had hij op zijn veertiende al werken van Immanuel Kant gelezen. Als jongeman studeerde hij niet alleen bètawetenschappen als wis- en natuurkunde, maar verdiepte hij zich aan de Weense universiteit ook in literatuur en filosofie. In dat laatste vak promoveerde hij in 1891.

De duidelijk breed geïnteresseerde Oostenrijker was een liefhebber van Goethe en Nietzsche. Hij publiceerde verschillende werken over de denkers en werkte voor hun archieven. Steiner was vooral geïnteresseerd in vraagstukken rond de vrije wil en het menselijk vermogen tot kennen en begrijpen.

Hij sloot zich aan bij de Theosofische Vereniging. Deze organisatie zocht als het ware naar een combinatie van religie en wetenschap, en probeerde vanuit verschillende religies goddelijke, onafhankelijke waarheid te vinden. Te mystiek was dat niet voor Rudolf, maar hij was het niet eens met de basisprincipes. Met enkele andere critici richtte hij daarom in 1913 het Antroposophische Gesellschaft op. Wijsheid moest niet gezocht worden bij het goddelijke (‘theos’), maar in de mens zelf (‘antropos’).

De antroposofie is een allesomvattende levensbeschouwing die ervan uitgaat dat er een geestelijke, onzichtbare wereld is. Door innerlijke ontwikkeling kun je die bereiken. Wetenschap, kunst en religie hebben een aan elkaar gelieerde plek in dit  ontwikkelingsproces, maar ook concretere zaken als landbouw, geneeskunde en architectuur zijn erin opgenomen.

Opvoeding en onderwijs spelen een hoofdrol in de antroposofie: de innerlijke ontwikkeling begint bij het kind, en doorloopt de rest van zijn leven (en kabbelt daarna zelfs probleemloos verder in een volgend leven).

Na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde Steiner de Waldorfscholen – vernoemd naar een sigarettenfabriek, Steiners belangrijkste sponsor – die wij kennen als het vrijeschoolonderwijs. De ziel vormt de motor van de ontwikkeling van het kind, dus het is de taak van de school om de ‘zielenkracht’ te ondersteunen. Alle levenslessen wegen even zwaar, vond Rudolf, wat resulteerde in de opvatting dat muziek, toneel en de kunst van het verhalen vertellen even belangrijk zijn als taal en rekenen.

De vrijescholen en de antroposofie worden niet altijd even serieus genomen, maar hoe zweverig Steiner ook kan lijken, zo helder schatte hij de politiek in zijn eigen tijd in. Wonend in Duitsland bekritiseerde Steiner het nationaal-socialisme vanaf begin jaren twintig. Hij waarschuwde dat deze nieuwe politieke beweging levensgevaarlijk zou worden wanneer zij zou groeien. Zijn kritiek werd beantwoord met aanslagen tijdens zijn lezingen, die hem er overigens niet van weerhielden door te gaan met de verspreiding van zijn antroposofie tot zijn dood.

Tekst: Anne Burgers

1 april 2014

Lees alle artikelen uit deze serie in ons dossier Dode pedagogen.

Verder lezen

1 Dode pedagogen

Click here to revoke the Cookie consent