Nieuws

Onderwijs… Wat heeft Rutte II er mee?

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 12-12-2012 Gewijzigd op 26-10-2017
Beeld www.rijksoverheid.nl
Met het kerstreces voor de deur stroomt Vak K langzaam leeg. De onrust rond het nieuwe kabinet ebt weg. Genoeg over zorgtoeslagen en hypotheekrenteaftrek. Maar wat betekent Rutte II voor het onderwijs? Didactief vond zeven kloppende onderwijsharten.

Lodewijk AsscherDe onderwijscrack in dit kabinet is vicepremier Lodewijk Asscher. Sommigen zullen een zucht van verlichting slaken dat hij geen minister van Onderwijs is geworden. Afkomstig van de Universiteit van Amsterdam, waar hij informatierecht doceerde, was hij ruim zes jaar wethouder van onderwijs in de hoofdstad. En hij maakte er niet altijd vrienden. Vasthoudend zette hij zich in voor zijn Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (Didactief, september 2012). Schoolbestuurders stonden aanvankelijk met rode koppen tegenover hem; de zogenoemde Asscher-norm die hij verdedigde, was strenger dan de normen die de inspectie hen oplegde. Gaandeweg veranderde de woede in ontzag, omdat Asscher resultaten boekte. De prestaties van Amsterdamse scholen zijn onder zijn bewind aanzienlijk verbeterd. Asscher was de eerste die daarbij leraren complimenteerde. Hoewel hij sociale zaken onder zijn hoede heeft, zal hij zich in Rutte II sterk maken voor het verbeteren van zwakke scholen.

Mark RutteWat de meesten van ons alweer vergeten zijn, is dat premier Mark Rutte in 2004 – als staatssecretaris van Onderwijs in Balkenende II – de prestatiebeurs tot stand bracht. Hij bepleitte ook meer vrijheid voor hoger en wetenschappelijk onderwijs. De overheid moest alleen de kwaliteit van onderwijs en onderzoek bewaken. Ontsporingen zoals de diplomafraude in het hbo kwamen later aan het licht.

Als premier maakte Rutte zich vorig jaar onsterfelijk door de voorgenomen bezuinigingen op onderwijs. De Arena stroomde vol met demonstranten, op veel scholen hing een stakingsoproep. Inmiddels is operatie Passend Onderwijs van de baan. Het gemak waarmee de premier over dit soort drama’s heenstapt, doet een beetje denken aan de vrolijke onverschilligheid van kroketten-Cora, u weet wel, van Mora/Unilever; toevallig een van de vorige werkgevers van de premier.

Toch kan Rutte in onderwijsland wel een potje breken, mede omdat hij al sinds 2008 parttime als docent Nederlands en maatschappijleer op het Johan de Wit College in Den Haag werkt. Wie leerlingen en collega’s over deze lessen hoort (Didactief, januari 2012), moet concluderen dat ze meer vormen dan een publiciteitsstunt.

Jet BussemakerEn hoe zit het dan met de minister van Onderwijs zelf, Jet Bussemaker? In Amsterdam was ze rector van de Hogeschool van Amsterdam. In tegenstelling tot de gesloten Asscher valt Bussemaker juist op door haar openheid. Tijdens de 4 mei-herdenking in 2008 (toen ze staatssecretaris van VWS was in het kabinet Balkenende-IV) ontroerde ze velen door te refereren aan haar vader die in Nederlands-Indië in een Jappenkamp zat. Een kordate dame ook. Bussemaker verdedigde met vuur de prestatieafspraken die ze als rector van de HvA maakte met staatssecretaris Zijlstra van onderwijs. ‘De vrijblijvendheid gaat eraf,’ zei ze in de Amsterdamse universiteitskrant Folia. ‘Het moet studenten voortaan duidelijk worden dat studeren je hoofdtaak is. Je komt er niet meer van af met twaalf uurtjes in de week studeren. (..) Studenten die iets willen leren moeten de norm zijn.’ Ze pleitte voor een bindend studieadvies voor studenten met een onvoldoende taalniveau Nederlands: ‘Een student moet gewoon foutloos beleidsnota’s kunnen schrijven na de studie.’ Maar ze bleef ook reëel en verzette zich tegen de roep om masterdiploma’s voor alle hbo-docenten: ‘Iemand met dertig jaar praktijkervaring is van harte welkom.’

Een pittige bestuurder kortom, die naar eigen zeggen iets opvallends aantrekt als ze naar een vergadering met veel mannen moet (de onderwijsbobo’s zijn gewaarschuwd), maar er niet op uit is aardig gevonden te worden.

Dat lijkt Ronald Plasterk, de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, wel belangrijk te vinden. Gelauwerd als bèta-wetenschapper en internationaal onderzoeker maakte hij als minister van onderwijs (2007-2008) vooral naam door zijn kritiek op ‘de overbodige managementlagen in grote, gefuseerde scholengemeenschappen’. Zijn fusietoets moest de schaalvergroting beperken. Hij zei soms wat veel leraren dachten: ‘Er zijn managers in het voortgezet onderwijs die twee keer zoveel verdienen als leraren. Dat kan toch niet?’ Maar ook hij bleek in de praktijk nauwelijks in staat dat te veranderen. Verfrissend was zijn internationale blik. Streefcijfers en benchmarks zeiden hem weinig, het ging Plasterk meer om de aansluiting die studenten geboden moest worden met de internationale academische wereld. De invoering van het bachelor-masterstelsel was dan ook helemaal zijn ding. Hij pleitte ook voor herwaardering van het hbo: ‘Waar zijn we dan met z’n allen mee bezig als we het hbo per se willen optuigen met masteropleidingen?’ Wat dat betreft valt te verwachten dat het kabinet met Bussemaker en Plasterk de beroepskolom zal proberen te versterken.

Maar grote onderwijsvernieuwingsoperaties gaat Rutte II heus niet doorvoeren. Daar zal de huidige minister van Financiën, Jeroen Dijsselbloem, wel een stokje voor steken. Hij is van alle nieuwe bewindslieden het meest doordesemd van onderwijs. Dijsselbloem komt uit een onderwijsnest. Zijn moeder is lerares op een basisschool, zijn vader geeft Engelse les en ook andere familieleden zitten in het onderwijs. Altijd fijn, zult u denken, iemand die over de portemonnee gaat en ons een warm hart toedraagt. Maar dat niet alleen. Als voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie onderwijsvernieuwingen heeft hij zich grondig verdiept in de materie. Zijn conclusie was pittig. De grote vernieuwingen van de jaren negentig hebben geleid tot een ‘zorgwekkend dalende trend’ in de basisvaardigheden van leerlingen, zoals rekenen en lezen. Als een soort neo-conservatief pleit Dijsselbloem sindsdien voor back to basics: rekenen en lezen moeten beter. Net als collega Plasterk heeft hij weinig op met internationale onderzoeken en is hij sceptisch over idealen die decennia in de PvdA werden gekoesterd: ‘moeilijk lerende kinderen in dezelfde klas als normaal begaafde leeftijdgenootjes – het werkt niet’. De voorgenomen bezuiniging op Passend Onderwijs noemde hij onverteerbaar. In augustus pleitte hij nog voor meer geld voor onderwijs: ‘Als we de beste mensen voor de klas willen (houden) moeten we bereid zijn hen goed te betalen. Vier jaar lang nullijn geeft een volstrekt verkeerd signaal.’ Maar wat daar van terecht komt in de huidige economische crisis?

Uiteindelijk zal Dijsselbloem de sleutel van de schatkist bewaken en zijn zowel Jet Bussemaker als haar staatssecretaris Sander Dekker van hem afhankelijk. Dekker, van oorsprong bestuurskundige, was eerder vier jaar wethouder van onderwijs in Den Haag. In die functie vorderde hij bijna veertigduizend euro terug van de Universiteit Leiden, omdat zij twee bestuurders en een hoogleraar een salaris boven de Balkenende-norm betaalde. Ook andere gesubsidieerde instellingen liet hij geld terugbetalen, vooruitlopend op actie van de landelijke overheid. Hoe diep Dekkers financiële inzicht is, is de vraag, want volgens twitter (Pieter Omtzigt) sloot hij derivatencontracten voor de gemeente af die lopen tot 2061. Aan de andere kant was Dekker ruimhartig met uitgaven. Hij was bijvoorbeeld een warm pleitbezorger en subsidiegever voor VVE: ‘Veel kinderen met een taalachterstand gaan naar een kinderdagverblijf. Door dáár met de voorschoolse programma’s te gaan werken, kunnen ook deze kinderen een goede start maken op de basisschool.’ Dijsselbloem weet: met wetenschappelijk onderzoek is dat laatste nog niet bewezen.

Ten slotte Wilma Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Van haar weten we dat ze het enige kabinetslid is met een lesbevoegdheid (tweedegraads): bedrijfseconomie. Het is een begin…

Dit artikel verscheen in Didactief, december 2012.

Click here to revoke the Cookie consent