Goed klassenmanagement betekent de gelegenheid scheppen voor leerlingen om te leren. Met effectief klassenmanagement bedoelen we dan dat door het handelen van de leraar de prestaties, het gedrag, de sociaal-emotionele ontwikkeling of de motivatie van leerlingen verbetert. Acht jaar geleden stond in Didactief een artikel van ons instituut over onderzoek naar klassenmanagementprogramma’s (zie Grip op de groep!, december 2014). Daarin zetten we de uitkomsten uit eerdere studies op een rijtje. In 2021 hebben we dit overzicht herhaald voor studies (naar dezelfde en vergelijkbare programma’s) die sinds 2014 zijn verschenen.
Als de effectiviteit van een klassenmanagementprogramma in één of enkele studies onderzocht is, geeft dat nog geen garanties dat het ook werkt op andere scholen en in nieuwe contexten. Bij andere leraren en leerlingen en in andere landen kan de praktijk immers heel anders zijn. Dat maakt zogenoemd replicatieonderzoek essentieel. Wij hebben bekeken of negen eerder onderzochte klassenmanagementprogramma’s in recent onderzoek (wederom) als effectief uit de bus komen. Ook hebben we gekeken of er verschuivingen waren in de focus van de programma’s: is er bijvoorbeeld meer aandacht gekomen voor preventie van ongewenst gedrag in de klas?
Programma’s zijn
meer gaan inzetten
op gedrag van leerling
In ons overzicht hebben we achttien recente studies meegenomen; elf studies zijn in de Verenigde Staten uitgevoerd en negen in andere landen (Noorwegen, Ierland, Groot-Brittannië, Jamaica en Iran, onderzoek uit Nederland ontbreekt helaas). Hierin werden negen verschillende programma’s voor het basisonderwijs onderzocht.
We deelden de studies in op basis van de focus van het onderzochte programma, gericht op: (a) leerkrachtgedrag, dus op het verbeteren van klassenmanagementvaardigheden (bijvoorbeeld omgaan met ordeverstorend gedrag), (b) verbeteren van leerkracht-leerlingrelaties (door bijvoorbeeld een vertrouwensband op te bouwen), (c) verbeteren van leerlinggedrag (via onder andere beloningssystemen waardoor leerlingen hun eigen gedrag kunnen reguleren) en (d) sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen (bijvoorbeeld door sociale vaardigheden aan te leren). De meeste programma’s richten zich op meerdere van deze doelen.
Alle negen programma’s waren gedegen onderzocht en beschreven in wetenschappelijke, peer-reviewed tijdschriften. De programma’s werden gedurende meerdere weken, maanden of zelfs jaren op scholen ingezet en uitgevoerd door de groepsleerkrachten. We hebben alleen gekeken naar studies met een experimentele groep en controlegroep (klassen volgden juist wel of juist niet het programma) en waarin de uitkomsten bij leerlingen vooraf en achteraf waren gemeten (bijvoorbeeld met gedragsobservaties). Zo konden we goed evalueren of de effecten daadwerkelijk door het programma veroorzaakt werden, en niet door bijvoorbeeld de natuurlijke ontwikkeling van kinderen.
Inspirerende ontdekkingEen veelbelovend programma dat – voor zover we weten – nog niet zijn weg heeft gevonden naar de Nederlandse onderwijspraktijk, is het Teacher Classroom Management-programma van ontwikkelaar Incredible Years (IY-TCM, voor po). In Nederland worden delen van het programma wel ingezet voor leerlingen met (ernstige) gedragsproblemen, maar niet als schoolbrede aanpak. Dat het programma werkt, blijkt uit onderzoek in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Noorwegen en Ierland. |
Een opvallende bevinding die we deden: de focus in de programma’s is sinds 2014 wat verbreed, met aandacht voor betere vaardigheden bij de leerkracht (zoals het aanleren van klassenmanagementstrategieën), maar ook aandacht voor het verbeteren van het gedrag van leerlingen en hun sociale vaardigheden. Dat laatste gaat om preventie van bijvoorbeeld ongewenst gedrag. Zeven van de negen programma’s zijn op die manier op de leerling gericht, met bijvoorbeeld lessen over sociaal gedrag of handvatten om leerlingen hun gedrag te laten reguleren. Dit is in lijn met de toename van zogenoemde SEL-programma’s op basisscholen, gericht op sociaal-emotioneel leren.
In vergelijking met 2014 zien we ook steeds meer aandacht voor het verbeteren van leerkracht-leerlingrelaties, waar de programma’s concrete handvatten voor geven. Het belang van een goede relatie met leerlingen is duidelijk, maar wat leerkrachten kunnen doen om dit te verbeteren is in de recente programma’s veel concreter uitgewerkt dan een decennium geleden. Zo geven ze strategieën voor hoe je het vertrouwen kunt winnen van je leerlingen en hoe je kunt bevorderen dat jij en je leerlingen je gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor wat er in de klas gebeurt.
Er is meer aandacht
voor relatie met leerling
dan tien jaar geleden
De analyses bevestigen de eerdere conclusies dat klassenmanagementprogramma’s positieve effecten kunnen hebben op gedrag van leerlingen, hun sociaal-emotioneel functioneren en leerprestaties, en leerkracht-leerlingrelaties. Wel zagen we verschillen tussen de programma’s. Programma’s die ook in Nederland gebruikt worden, zoals het PAD-programma (in het Engels: PATHS, Promoting Alternative Thinking Strategies, een SEL-programma) al dan niet in combinatie met het Taakspel (Good Behavior Game, een programma gericht op gedragsregulering), laten positieve effecten zien (zoals verbeterd gedrag bij leerlingen). Opvallend: als alleen het Taakspel werd aangeboden (dus niet in combinatie met een SEL-programma), bleven die positieve effecten uit.
Studies naar het School-Wide Positive Behavior Support-programma (dat in Nederland op ruim tweehonderd scholen gebruikt wordt) voldeden niet aan onze criteria, omdat bijvoorbeeld geen controlegroep was gebruikt. We hebben hiernaar dus geen recent onderzoek kunnen meenemen.
Ook belangrijk om te benoemen is dat we in ons onderzoek alleen hebben gekeken naar algemene effecten van de programma’s, voor alle leerlingen, en dus niet naar specifieke groepen leerlingen (bijvoorbeeld kinderen met gedragsproblemen). Daarvoor hebben we gekozen, omdat zo duidelijk wordt dat vrijwel alle leerlingen in een klas kunnen profiteren van effectief klassenmanagement. Het loont dus zeker de moeite hierin te investeren met een schoolbrede aanpak.
Hanke Korpershoek, Jolien Mouw en Hester de Boer zijn verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen/GION. De resultaten worden gepubliceerd in de nieuwe editie van het Handbook of Classroom Management (Taylor & Francis, verwacht 2022).
Dit artikel verscheen in Didactief, november 2021.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven