8:20
‘Je had eigenlijk gisteren mee moeten lopen,’ zegt Corien van den Ende, terwijl ze richting het bijgebouw beent. Ik probeer mijn jas nog dicht te ritsen op deze koude winterochtend in januari, maar daar is geen tijd voor. ‘Dat was pas echt een typische dag,’ vervolgt ze. ‘De hele dag bezig, voortdurend afspraken met van alles tussendoor.’ Ze kijkt opgewekt opzij. Ik knik terug, licht buiten adem: ‘Dit wordt dus een rustige dag?’ Corien moet hard lachen. Ze antwoordt niet. Een veeg teken.
De keuze om docent te worden was aanvankelijk pragmatisch. Maar toen Corien ruim dertig jaar geleden aan de SOL lerarenopleiding in Utrecht begon, was ze direct verkocht. Het contact met leerlingen, de dynamiek. ‘Heerlijk.’ Ze deed de richtingen Nederlands en biologie, later behaalde ze nog een scheikunde- en natuurkundebevoegdheid. Inmiddels geeft ze onderzoek en ontwerpen (O&O) en het nieuwe vmbo-examenvak technologie en toepassing (T&T) bij het Kaj Munk College in Hoofddorp.
We stappen een bijgebouw binnen. Frisse, witte muren, laag plafond en smalle gangen. Corien loopt direct door naar de koffiemachine. ‘Cappuccino?’ roept ze naar achteren.
9:05
We lopen een kleine kantoorruimte binnen. Hoewel ik graag een dag uit het leven van een doorsnee docent wil beschrijven, blijkt Corien al snel allesbehalve doorsnee. Maar, zoals een van haar collega’s later zegt: ‘Welke leraar is dat eigenlijk wel?’. Goed punt.
Drie jongens steken hun hoofd om de deur. Ze komen voor coaching, een vast onderdeel voor vierdejaars van de mavo op het Kaj Munk College. Hun coachingsgroepje bestaat uit vijf leerlingen, maar vandaag is er één ziekmelding en één leerling is afwezig vanwege een ‘maatwerkuur’, aanvullend onderwijs voor vierdejaars die daar behoefte aan hebben.
Corien informeert naar de vakantie die net achter de rug is. Peter is langs de jeugdpsychiater geweest, zo blijkt. Hij heeft een brief bij zich. Corien haalt haar groene leesbril uit haar rode krullenbos en neemt de brief aan. De jeugdpsychiater verzoekt de school om rekening te houden met Peters ADHD door tijdens de examens voor extra tijd en weinig prikkels te zorgen. Corien aarzelt. Kan ze hiermee instemmen? ‘Ik neem de brief even mee en dan krijg je hem morgen terug, ok?,’ zegt ze. ‘Ik weet niet goed wat de school kan beloven. Dat moet ik eerst navragen.’ Peter knikt.
Corien wil het vandaag hebben over de toetsweek, een belangrijk moment in de aanloop naar de examens. Hoe kijken de leerlingen er tegenaan? Max lijkt vol zelfvertrouwen. ‘Het gaat me allemaal makkelijk af,’ zegt hij. ‘Dat denk je nu misschien,’ reageert Corien. ‘Maar het kan anders uitpakken en dan is het te laat.’ De andere twee jongens vallen haar bij. Corien wordt altijd nerveus van leerlingen die zeggen dat ze een toets makkelijk vonden, zegt ze. ‘Dan denk ik dat ze niet goed nagedacht hebben. Ik heb liever dat ze het een beetje moeilijk vonden.’ De jongens herkennen dit. ‘Ik heb ook vaak dat ik het beter heb gemaakt als ik het lastig vond,’ zegt Peter.
Corien kent de leerlingen al sinds de brugklas, toen ze hun mentor was, vertelt ze later. Met enkele ouders, zoals die van Peter, heeft ze geregeld contact, anderen spreekt ze alleen tijdens ouderavonden of helemaal niet. Het mooie aan de coachingsuren is dat leerlingen ‘elkaar tips geven’. ‘Ze brengen elkaar op ideeën, zoals Max die tijdens zijn vakantie Netflix-series bekeek met Engelse ondertiteling in plaats van Nederlandse. Zo oefent hij zijn Engels, iets wat de anderen misschien ook aantrekkelijk vinden.’
10:00
Dan heeft Corien twee tussenuren, het moment waarop zij zich stort op de administratie, correspondentie, de voorbereiding van lessen en het maken van projectopdrachten. ‘Maar we kunnen wel even praten hoor,’ zegt ze, terwijl ze de deur van haar werkkamer open zwiept. Ze zet haar computer aan en doet een schijnpoging om ruimte te maken op haar bureau vol stapels papieren, mappen, rollen tape, koffiemokken en opgerolde posters. Ze ploft neer in haar stoel.
Door het raam zijn lange rijen van bomvolle fietsenrekken te zien. Hier en daar duikt een leerling op. Corien pakt haar mobiel. ‘Als ik mijn leerlingen vandaag vertel wat ze over twee weken moeten doen, dan vergeten ze het,’ zegt ze, terwijl ze over het schermpje veegt. ‘Ik app ze een dag of twee van tevoren. Dat werkt heel goed. Ze houden zich aan de appregels, maken alleen relevante opmerkingen...’ En dan zachter, al scrollend: ‘Ik heb alleen wel erg veel appgroepen nu… Bijna twintig….’
Corien werkt fulltime. Bijna dertig uur daarvan heeft ze contact met leerlingen, zegt ze, de rest is voorbereiding, overleggen en administratie. Ze redt niet alles binnen haar uren: ze is vaak drie avonden per week nog voor school bezig. ‘Mijn vriend zegt: geen docent is als jij, zo veel tijd dat je in je werk steekt. Zelf betwijfel ik dat. Ik ben echt niet de enige die ’s avonds of in de weekenden doorwerkt. Toen ik nog getrouwd was, zei mijn man hetzelfde als mijn vriend nu, tót hij zelf voor de klas ging staan.’
Corien valt even stil. ‘Ik krijg er veel voor terug. Het geeft ontzettend veel voldoening om te zien dat leerlingen vooruitgaan. En hoe zorg je dat ze vooruit gaan? Door goede lessen te geven. Als een les niet lekker loopt, dan is er maar één verantwoordelijk en dat ben ik, de docent.’
12:07
Ik wil wel even lunchen, zeg ik tegen Corien. Gewoonlijk eet ze iets aan haar bureau, zegt ze. Dat is lekker snel. Bovendien kan zo’n docentenkamer soms ook een beetje werken zijn. Maar voor mij maakt ze een uitzondering. Ze plukt een bakje notensalade uit haar tas. ‘Kom. Het is hier beneden.’
We zitten nog maar net of een collega stapt op Corien af. Over vanavond, dan is er een voorlichtingsavond voor ouders. Wat gaat Corien doen? Wordt er iets van de collega verwacht? ‘Ik ben niet voor half tien thuis vanavond,’ zegt Corien. ‘Maar dat is alleen in deze tijd hoor, als er geworven wordt. Normaal gesproken kan ik tegen vijf uur wel naar huis.’
12:25
Na de lunch is het tijd voor een T&T-les aan twee mavo-brugklassen. Iedereen zit in Coriens technieklokaal met zijn jas aan en rugzak op, want er is een uitstapje naar een park beloofd. Maar nog niet direct. Eerst nog verder met de opdracht van vorige week. Jassen belanden op een grote werktafel, tassen worden in een kast geschoven. Een paar leerlingen belandt op zachte blokken in de hoek, anderen nemen plaats aan een van de bartafels, terwijl weer anderen naar een werkhok verkassen. Aan de muur hangen zagen, schroevendraaiers en een lijmpistool. Plastic flessen verf staan als soldaatjes in een rek. Uit een grote bak puilen lange planken en latten.
De tijd lijkt te kort om echt iets te doen. Leerlingen slaan met hun vuisten op tafel, twee meisjes hebben een lolly in hun mond. Maar schijn bedriegt: in een hoek zitten drie leerlingen geconcentreerd om een laptop heen, een eindje verderop voert Corien een voortgangsgesprek met een groepje van vier. ‘Het is net vakantie geweest en dat merk je,’ zegt ze. ‘Ze weten ineens niet meer hoe ze verder moeten.’
Dan is het tijd voor het uitstapje. Een lange sliert van opgewonden scholieren vertrekt op de fiets naar het park. Daar ligt een stukje terrein al tijden te wachten op een creatievere invulling dan de hondenuitlaatplek die het nu is. De leerlingen krijgen als opdracht om een nieuwe bestemming te bedenken: een skatepark, een visvijver, een gezellig cafeetje, of iets heel anders? Op verzoek van Corien vertelt een stedenbouwkundige over ruimtelijke inrichting. Op een scherm wijst hij naar een stel strandfoto’s: een vrouw onder een parasol, een lezer bij een windscherm, een familie in een diepe kuil. ‘Allemaal een strand, maar door de invulling totaal andere plekken,’ zegt hij. ‘En dat geeft een ander gevoel. Hoe je een ruimte invult, bepaalt dus welk gevoel het oproept.’ Corien staat achterin de ruimte, een grote gymzaal die is omgevormd tot stedenbouwkundig kantoor, en kijkt naar de ruggen van de leerlingen. Af en toe tikt ze iemand op de schouder. Mobiel weg, niet zo hard praten. Naarmate het einde van het uur nadert, wordt het onrustiger.
14.30
We springen op de fiets en trappen stevig door. Het zevende uur is al begonnen, maar Corien heeft een collega gevraagd haar mavo-klas 2B1 te begeleiden zolang ze weg is. We komen binnen in een levendig technieklokaal. Er wordt druk geschuurd, gezaagd en getimmerd. In een hoek hengsten drie jongens aan een computerkast om de platen los te krijgen. Het ruikt er naar lijm en zaagsel. Het maakt me een beetje misselijk. Corien stapt even gedecideerd als in de vroege ochtend af op een stel leerlingen die gebogen staan over hun aantekeningen. ‘Jongens’, roept ze om boven de herrie uit te komen. ‘Ik kom even een compliment geven. Meneer (de naam gaat verloren in het rumoer) was gisteren lyrisch over jullie. Jullie hadden je zo goed voorbereid (nog iets onverstaanbaars).’ De jongens beginnen te glimmen.
Alle leerlingen zijn al een aantal weken in groepjes bezig aan een project, waarvoor ze een caravan van twee theatermakers moeten inrichten van gerecycled materiaal. Ze hebben ontwerpen gemaakt en zitten nu in de uitvoerfase. Terwijl de groepjes bezig zijn met timmeren en schilderen, loopt Corien rond en informeert ze wat de leerlingen aan het doen zijn en geeft ze hier en daar een technische aanwijzing.
Mavo-leerlingen willen liever doen dan denken, schiet er door mijn hoofd. Corien formuleert het genuanceerder: ‘Ik wil ze het gevoel geven dat wat ze vinden en doen, waarde heeft. Als je maar wilt leren, dan kom je er wel. Met dit soort toegepast en specifiek onderwijs haal ik die wil naar voren.’
Ze kan zich soms flink ergeren aan ouders die hun kind te veel onder druk zetten door te doen alsof de mavo niet goed genoeg zou zijn. ‘Die zeggen: ze kunnen hierna nog de havo doen. Kom op, denk ik dan, laat die kinderen toch. Je moet ze het gevoel geven dat ze gezien worden, aansluiten bij hun interesses. Dat kan niet als je blijft handelen vanuit een abstract idee over wat ze zouden moeten kunnen. Er is lang gedacht dat je mavo-leerlingen aan de hand moet nemen, dat het nu eenmaal niet uit henzelf komt, maar dat idee klopt niet.’
Alle leerlingen zitten dus bij Corien op het puntje van hun stoel? Dat ook weer niet, zegt ze. ‘Wat ik moeilijk vind, zijn leerlingen die tijdens de les spelletjes gaan doen op hun mobiel of laptop, die zich dus terugtrekken. Maar ik weet dat daar altijd een reden voor is en daar ga ik dan naar op zoek. Vaak is het omdat ze denken: ik kan het toch niet. Een houding die veel mavo-leerlingen hebben als ze binnenkomen. Zo jammer. Wij als docenten zijn op die momenten echt onmisbaar.’
16.04
Ik kijk op de klok. Het einde van de lesdag komt in zicht, maar Corien moet nog een tijd door. Eerst overleggen met de directeur over de presentatie vanavond, daarna wat eten en douchen (op school), de bergschoenen vervangen door nette stappers, en dan de ouderavond in. Er is nog net even tijd om de verslaggever gedag te zetten. ‘Het voelde goed,’ zegt ze opgewekt. ‘Spannend wat de leerlingen je morgen zullen vertellen!’
8:21
De volgende ochtend ben ik nét op tijd. Of eigenlijk: net niet. De leerlingen uit 2B1 hebben hun computer al opgestart en luisteren naar hun mentor die een vlammend betoog aan het houden is over het belang van tijdige beroepsoriëntatie. Dat is nogal een onderwerp voor de vroege ochtend, maar klas 2B1 lijkt er niet door van haar stuk gebracht. Hier en daar wordt zelfs gegaapt, anderen draaien op hun bureaustoel.
De leerlingen krijgen als opdracht een online vragenlijst in te vullen over hun interesses. Lize (13) – spijkerjasje, roze gympen – kijkt geconcentreerd naar het scherm. ‘Dit doen we best vaak,’ zegt ze. ‘Maar ik weet nog niet wat ik wil worden. Je ontdekt wel steeds meer wat je leuk en niet leuk vindt.’ Soms denkt ze erover om leraar te worden. ‘Mijn moeder en opa hebben allebei lesgegeven. Dat lijkt mij ook wel leuk. Maar dat weet ik dus al zonder dit computerprogramma.’
Milan (14) stort zich ondertussen op een ‘jaarboom’, een online plattegrond waarin hij moet invullen wat belangrijke gebeurtenissen waren in zijn leven. De geboorte van zijn broertje, tikt hij in. Toen hij op volleybal ging, de overstap naar zijn huidige school. ‘Ik vind het nog steeds bijzonder op school,’ zegt hij vanonder zijn blonde krullen vandaan. ‘Je komt steeds weer nieuwe dingen tegen. School is belangrijk,’ zegt hij rustig. ‘Anders kom je later niet verder. Je hebt toch geld nodig.’ Milan heeft zijn carrièrepad nog niet helemaal uitgestippeld, maar weet wel dat hij graag verder wil in het sporten, als volleyballer of trainer, óf aan de slag wil als architect of ontwerper.
Na veertig minuten is het tijd voor een ‘energizer’, verklaart mentor Marian Reeuwijk. ‘Weten jullie nog wat dat is?’ Ja, dat weten de leerlingen wel: iets waar je energie van krijgt. ‘En wat gaan we doen?’ vraagt Marian retorisch. Een stel leerlingen kijkt haar bezorgd aan. ‘We gaan zingen.’ Een schok gaat door de klas ‘Nee,’ klinkt het uit diverse hoeken, gevolgd door een paniekerig gefluister. ‘We zingen Vader Jacob en ie-de-reen doet mee.’
Na het zingen, ook in canon, spreekt Marian de klas nog even toe. ‘Soms voelen we ons onzeker om iets te doen, terwijl dat nergens voor nodig blijkt.’. Er volgt nog een canonsessie, door de bel heen, en al zingend belanden de leerlingen in het tweede uur, wiskunde, ook gegeven door Marian, die namelijk van huis uit wiskundedocent is.
9:10
Voor de wiskundeles staat er een groepsopdracht op het programma. De afgelopen weken hebben leerlingen in groepjes van drie of vier een online prijsvergelijking gedaan om te oefenen met het rekenen met procenten. Vandaag presenteren ze aan elkaar hun bevindingen en beoordelen ze elkaar middels een rubric die Marian speciaal voor ze heeft gemaakt.
Powerpoints worden opgestart, stoelen door het lokaal gesleept. Bram, Ewout en Raymond zijn prijzen van pc-monitors gaan vergelijken. ‘Dit is leuker dan werken uit het leerboek,’ zegt Ewout. ‘Maar het hangt natuurlijk ook af van het onderwerp.’ Ze geven hun presentatie maar liefst drie keer, aan drie verschillende groepjes.
Normaal gesproken geeft Marian klassikaal instructie, vertelt ze, en oefenen de leerlingen vervolgens zelfstandig. Deze groepsopdracht is ‘een experiment’. Marian wilde de groepjes niet klassikaal laten presenteren. ‘Dan krijg je zes presentaties achter elkaar. Bij de laatste let dan niemand meer op.’
Samen met een stagiaire van de Hogeschool van Amsterdam kijkt ze nu mee bij de minipresentaties. Pikken de leerlingen de feedback van hun klasgenoten goed op of steken ze steeds hetzelfde verhaaltje af? Lukt het de leerlingen om inhoudelijk op elkaar te reageren?
Bij de leerlingen verschijnen soms diepe denkrimpels. Soms is er lichte frustratie. ‘Ik snap gewoon niet wat hier staat,’ zegt Bram bij een dia van een ander groepje. Iemand haalt zijn schouders op. ‘Waarom niet?’ klinkt het licht verwijtend.
Ondanks het rumoer tijdens de wisselingen lijkt er sprake van opperste concentratie. ‘Ze zijn vergeten het onderwerp te noemen,’ zegt Patricia tegen haar groepsgenoten, terwijl ze op een beoordelingsformulier tuurt. ‘Sneu, want nu krijgen ze daar nul punten voor.’ De input zal Marian de volgende les gebruiken voor de terugkoppeling, zegt ze tegen de klas. De bel is inmiddels al weer gegaan.
10:10
Er is niet zo veel pauzetijd over. Het lukt sommigen nog net om naar de wc te rennen, maar dan is het alweer doorjakkeren naar het andere lesgebouw voor een blokuur T&T bij docent Corien.
Daar proppen de leerlingen hun rugzakken in de kast. Ze zijn niet de enigen vanochtend, ze delen de ruimte met een groep vierdejaars. Een deel van de klas gaat direct aan de slag met timmeren of zagen, een ander deel belandt in de hoek, op de banken. Laptops en mobiele telefoons komen tevoorschijn, alsof bedacht is dat dit een verlenging is van de pauze. Maar dat lijkt alleen zo, maakt Quentin (13) duidelijk. Hij is via zijn mobiel isolatiemateriaal aan het zoeken, vertelt hij. Hij toont me het schermpje van zijn telefoon. Het staat vol met plaatjes van rollen folie. Met zijn groepje moet hij de caravan voor theatermakers bekleden. Ze gaan voor glimmend zilver.
‘Het leuke aan dit vak is dat je iets bouwt,’ zegt hij. ‘Ik ben goed in creativiteit, in dingen maken. Dat doe ik thuis ook altijd. Vorig jaar heb ik een minimotor gekregen en die heb ik met mijn vader opgeknapt.’ De motor is ondertussen alweer verkocht, zegt hij, maar het enthousiasme voor techniek zit er nog goed in.
Quentin kijkt vrij pragmatisch tegen school aan: ‘Het is niet altijd even leuk, maar het moet wel, voor later. Als je nu niks doet, kom je later minder ver, word je voor minder banen aangenomen.’ Rianne (13) zit met hem op één lijn: ‘Maar misschien zouden we wel minder lang naar school kunnen. En ook later, pas vanaf tien uur of zo. Dan kun je lekker uitslapen.’ Als ze mocht kiezen, dan zou Rianne Nederlands en wiskunde houden, want dat zijn ‘belangrijke vakken’. ‘Maar ik zou het ook laten afhangen van de docent, dus vakken doen bij docenten die ik leuk vind.’ Rick (13) koestert minder sympathie voor onderwijs: ‘Zonder leerplicht zou ik niet naar school gaan.’
In de hoek wordt een elektrische zaag aangezwengeld. In een mum van tijd vult schril geluid de ruimte. De leerlingen praten onverstoorbaar door. ‘Je went eraan,’ zegt Rianne over de herrie heen wanneer ze me een beetje ongelukkig ziet kijken. Anderen knikken.
Wat typeert nu een leuke docent, wil ik van de leerlingen weten. ‘Dat is iemand die enthousiast en actief is, die niet verveeld doet,’ zegt Kim (13). ‘Als de docent verveeld is, raak je zelf ook verveeld.’ Ook moet een docent volgens haar goed kunnen uitleggen. ‘Het is vervelend als iemand niet goed uitlegt, want dan snap je het minder goed en dan is er minder aan.’
Corien is een voorbeeld van een leuke docent, vindt Emma (13), die met haar klasgenoot op internet autosloperijen aan het zoeken is. ‘Ze is een van de aardigste. Ze kan wel streng zijn, maar dan op een aardige manier.’
11:50
Leerlingen zijn druk aan het vegen, stapels planken worden aan de kant geschoven. Het is tien minuten voor de volgende pauze en dus tijd om op te ruimen. Sommige leerlingen hebben hun jas al aan, anderen schuiven hun maquette in een stellingkast.
Als de bel gaat, stromen de gangen vol. De kantine, middenin de school, zit in korte tijd bomvol, met leerlingen op plastic kubussen of op de grond. Boterhamtrommeltjes en mobiels komen te voorschijn. Het geluid kaatst alle kanten op.
In het schei- en natuurkundelokaal wordt ondertussen de laatste hand gelegd aan een quiz die klas 2B1 zo zal doen. De leerlingen krijgen een korte vraag op het digibord te zien over de lesstof van de vorige keer en geven antwoord via hun mobiel. Docent René van Krieken en zijn collega Daniël Schraa bespreken vervolgens opvallende, juiste of verkeerde antwoorden klassikaal, maar anoniem. Raymond heeft er zin in. Hij begint druk op zijn mobiel te tikken, zodra de eerste vraag in beeld komt: Hoe verwarmen we in Nederland meestal onze huizen en scholen?
‘Ik zie veel “met een verwarming”,’ roept Daniël vanachter een computerscherm in de hoek van het lokaal. ‘En verder: “met water”, “radiator” en “aardgas”.’ Docent René stapt naar voren. ‘Dat zijn goede antwoorden,’ zegt hij. Hij geeft een korte uitleg over het verwarmen van huizen, terwijl hij naar de radiator in het klaslokaal wijst.
Zo’n tien vragen en twintig minuten later vindt René het tijd voor een nieuw onderwerp: geleiding. ‘Als ik een stuk hout in het vuur steek, merk ik daar niks van, maar gebruik ik een metalen staaf…’. Hij kijkt de klas rond, doet dan alsof hij een staaf in vuur steekt en roept dan hard: ‘Au!’ De klas schrikt. Hard gelach, opgewonden gepraat. René lacht. ‘Sorry, sorry,’ zegt hij dan om de klas een beetje te bedaren. ‘Ik schrok er zelf ook van.’
Op het digibord verschijnt een afbeelding van een pan met houten handvaten. ‘Kijk, hiermee is het idee van geleiding in één keer duidelijk: de pan is van metaal, zodat het eten snel warm wordt, terwijl de handvaten voorkomen dat je jezelf brandt.’
13:20
Het laatste uur. Klas 2B1 schuift gedwee in de schoolbanken, terwijl Christy van der Kraats, docent Frans, naar wat papieren op haar bureau kijkt. De leerlingen verspreiden zich langs de randen van het lokaal, vrienden naast vrienden. In het midden blijft een stel tafels leeg.
Christy is een beetje ongerust, zo blijkt. Over anderhalve week krijgen de leerlingen een toets, maar ze heeft gemerkt dat een aantal grammaticaregels er nog onvoldoende in zit. Dat wil ze met 2B1 daarom ook nog even oefenen.
Rick heeft zijn boek op tafel gelegd. Hij is ‘niet zo goed’ in Frans, zegt hij. Het huiswerk snapte hij niet. ‘Maar misschien kan ze het uitleggen.’ Christy staat bij het bord en schrijft bovenaan: ‘future proche’, de toekomende tijd. Stap voor stap loopt ze door de regels heen. Daarna komt de verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden. ‘Hoe vaak heb ik dit al uitgelegd?’ vraagt Christy, meer aan zichzelf dan aan de klas. ‘Heel vaak. Hoe vaak hadden jullie het goed?’ Ze kijkt rustig de klas rond. Het blijft stil. ‘Niet zo vaak.’ Dan legt ze alles nog een keertje rustig uit.
Kim is tevreden met de les, zegt ze aan het einde van het uur terwijl ze haar spullen in haar rugzak stopt. ‘Ze kan heel helder uitleggen,’ zegt ze. Raymond kijkt een beetje gepijnigd. ‘Volgend jaar stop ik denk ik met Frans. Ik kan misschien beter dingen gaan doen die ik kan.’
De namen van de leerlingen zijn om privacyredenen gefingeerd.
De school
Het Kaj Munk College in Hoofddorp is een brede school, voor mavo/vmbo, havo en vwo. De school telt bijna 2.000 leerlingen, waarvan ongeveer 550 mavo/vmbo-leerlingen. Het laatste oordeel van de Onderwijsinspectie luidde ‘voldoende’, wat wil zeggen dat de school voldoet aan de basiskwaliteit en daarmee aan de wettelijke eisen. Voor de mavo kreeg de school het predikaat ‘excellent’, onder meer vanwege de T&T-lessen en maatwerkuren.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven