Onderzoek

Méér dan een atheneum met Grieks en Latijn

Tekst Angelique Juarez
Gepubliceerd op 28-02-2015 Gewijzigd op 04-04-2019
Gymnasiasten hebben behoefte aan een ander soort onderwijs dan atheneumleerlingen, vindt Martijn van Gerwen die er voor zijn scriptie onderzoek naar deed.

Binnen het vwo zijn er het atheneum en gymnasium, in de reguliere vorm of als tweetalig onderwijs. Maar heeft ieder een onderscheidend karakter? Deze vraag stelde Martijn van Gerwen (34) in zijn scriptie Formatieve curriculumevaluatie, die hij schreef voor zijn opleiding tot eerstegraads docent scheikunde aan de TU Eindhoven. Natuurlijk, bij tweetalig onderwijs krijgen leerlingen les in (meestal) Engels, naast Nederlands. En gymnasiasten doen twee vakken extra: Grieks en Latijn. Maar de curricula zouden nog meer onderscheidend kunnen zijn: ‘Het doel van tweetalig onderwijs is óók om leerlingen goed voor te bereiden op een internationale samenleving. Dit doe je onder meer door te vertellen over verschillende culturen en uitwisselingen te organiseren.’

Het onderscheid tussen atheneum en gymnasium is volgens Van Gerwen moeilijker te maken, maar is er volgens de officiële doelstellingen van de vereniging voor gymnasia wel degelijk. ‘Het gymnasium kenmerkt zich onder meer door “reflectie op het eigene en het vreemde”: niet alleen leren over culturen, maar ook het beschouwen ervan.’ Dat beperkt zich niet tot de talen of cultuurvakken. ‘In een scheikundeles vertelde ik niet alleen over de chemische werking van verbranding, maar ook over cultuurverschillen. Zo gaven goedbedoelende, westerse hulporganisaties ooit kacheltjes met een extra lange kachelpijp aan arme Afrikanen. Door de pijp kon de ongezonde rook uit de hut weg en bleef die niet in de hut hangen, zo was de gedachte. Maar de Afrikanen wilden die pijp helemaal niet. De rook beschermde hen tegen malariamuggen. De westerlingen hadden in hun oplossing te veel gedacht vanuit hun eigen cultuur.’

Gedeelde humor

Docenten en leerlingen hebben uiteenlopende meningen over wat het verschil is tussen het gymnasium en het atheneum, bleek uit interviews die Van Gerwen met tien docenten en vijftien vwo-leerlingen afnam. Waar ze het over eens zijn, is dat atheneumleerlingen anders zijn dan gymnasiumleerlingen. Zo zouden gymnasiumleerlingen volgens docenten meer vragen stellen, iets leergieriger zijn en meer buiten de gebaande paden denken. Ook zouden meer gymnasiasten een muziekinstrument spelen.

Uitspraken van de gymnasiumleerlingen zelf zijn: ‘Gymnasiasten zijn niet bang om de discussie aan te gaan met de docent’, ‘Op een gymnasium is iedereen een beetje raar, daardoor kan iedereen zichzelf zijn’ en ‘Gymnasiasten hebben allemaal dezelfde soort humor’.

Volgens Van Gerwen kunnen scholen de doelstellingen voor tweetalig onderwijs vaak goed benoemen, maar is het gymnasium een ondergeschoven kindje. ‘Ga met je collega’s in discussie om heldere doelstellingen te formuleren en kijk hoe je deze het beste vorm kunt geven in de lessen. Lessen aan gymnasiasten vereisen een eigen didactiek en invulling.’

Dit artikel is verschenen in de rubriek 'De onderzoekende student' in Didactief, jan/feb 2015.

Click here to revoke the Cookie consent