Onderzoek

Let niet op die twee leerlingen, maar op de groep

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 15-11-2021 Gewijzigd op 15-11-2021
Werken aan sociale cohesie is een van de opdrachten die de Tweede Kamer docenten sinds augustus heeft meegegeven. En dat is best een uitdaging, concludeert Gert-Jan Veerman.

Gert-Jan Veerman hoor je niet klagen. Zijn onderzoek kreeg afgelopen zomer opeens extra urgentie: in de aangescherpte wet burgerschapsonderwijs is werken aan sociale integratie namelijk vervangen door actief werken aan sociale cohesie. Spannend, zegt hij, want het is best een uitdaging om zo’n ‘multidimensionaal concept’ in de wet te zetten. Wat verwacht de overheid precies van scholen? Welke nadruk gaan we straks leggen, als samenleving en als onderwijsinspectie?

‘Sociale cohesie is niet iets
wat je kunt optellen’

 

Sociale cohesie heeft meerdere dimensies en dat maakt het straks lastig koersen (of beoordelen), aldus Veerman. Bovendien is het maar de vraag of de sociale cohesie die je misschien in een klas bereikt, zich vertaalt naar de wijk, de stad of zelfs maar de school: ‘Sociale cohesie is niet iets wat je kunt optellen’. Je kunt niet het gemiddelde nemen van alle klassen en zo de sociale cohesie van een school vaststellen.

 

Gelijke kansen, diverse jeugd

Binnen het programma Gelijke kansen voor een diverse jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda deed Gert-Jan Veerman (Christelijke Hogeschool Ede en Radboud Universiteit) samen met Reinhilde Pulinx van de Erasmus Universiteit onderzoek naar sociale cohesie in de klas. Lees hier meer over ander onderzoek in dit programma.

 

In de praktijk van alledag op school zeggen docenten sociale cohesie (of wat zij er onder verstaan) wel belangrijk te vinden, bleek uit zijn onderzoek. Samen met Reinhilde Pulinx van de Erasmus Universiteit heeft hij op twee grootstedelijke scholengemeenschappen een 2-vmbo, een 2-havo en een 2-vwo-klas drie maanden gevolgd en onderzocht wat leraren en leerlingen onder sociale cohesie verstonden, hoe leraren die proberen te bevorderen en hoe leerlingen dat ervaren. De scholen – allebei in zogenoemde Vogelaarwijken – verschilden: op de een kwamen vooral kinderen die in de grote stad waren opgegroeid, de andere stond aan de rand van de stad en had een regiofunctie. Beide hadden een etnisch zeer diverse leerlingenpopulatie. Er werd geobserveerd, gemeten en geïnterviewd vanaf na de herfstvakantie van 2019 tot februari 2020.

 

Pijnlijk

Hoe complex sociale cohesie in de praktijk is, illustreert Veerman met een pijnlijke observatie op een van de scholen. ‘Terwijl een vwo-klas aan het gymmen was, kwamen een paar leerlingen uit een andere klas iets pakken. Het hield de les een beetje op en één van de leerlingen vond dat vervelend en riep, met een nogal negatieve toon: “He, vmbo’er, loop eens door”. Op zo’n moment kan de sociale cohesie in die vwo-klas heel groot zijn, maar wordt het label vmbo’er gebruikt als negatief label van anders zijn, van iemand die niet bij die groep hoort.’

Sommige scholen lijken voor een leek een behoorlijke cohesie uit te stralen. Allemaal bakfietsen of allemaal islamitische ouders, toch? Hoe zat dat hier? Inderdaad, uit ander onderzoek weten we dat er een bepaalde gemeenschappelijkheid in vrijwel iedere groep is (zogenoemde sameness), zegt Veerman, maar er is ook altijd uniqueness: volwassenen en kinderen gaan zich (meer of minder subtiel) van elkaar onderscheiden. En dat kan intern tot hele scherpe debatten leiden. Je kunt je dus als het ware verbonden voelen met een groep, maar toch het gevoel hebben dat je relatie met de groepsleden onder druk staat. Sociale cohesie is complex.

Op de scholen waar Veerman en Pulinx kwamen, had iedere klas die zij observeerden een uniek profiel. Veerman: ‘We zagen bijvoorbeeld een vmbo-klas waar ze mekaar allemaal heel aardig vonden en heel actief participeerden, maar ook een vwo-klas die uit allemaal kleine subgroepjes bestond. Die leerlingen scoorden lager op ‘elkaar aardig vinden’, maar op meedoen met de lessen scoorden ze hoog. Beide klassen hadden een groepsreis naar Duitsland achter de rug. Toen we de docent spraken, realiseerde hij zich achteraf dat hij in die vwo-groep ook meer de nadruk op het leren legde en ook het uitje cognitiever had ingestoken. Hij besefte dat het ook een instrument had kunnen zijn om meer aan die sociale cohesie te werken met die subgroepjes.’

 

Welbevinden

Opvallend in gesprekken met docenten was dat zij meer gefocust zijn op het individueel welbevinden van leerlingen – voelt iemand zich fijn in die klas -  dan op de groep als geheel. Interventies die zij pleegden, waren ook vaak op die individuele relaties gericht, door bijvoorbeeld te schuiven op de klassenplattegrond als de relatie tussen twee leerlingen problematisch was. Docenten dachten kortom veel minder vanuit het geheel en vanuit het gevoel van verbondenheid met de klas. Leerlingen daarentegen leken zich iets meer bewust en gaven ook aan: neem daar tijd voor, we vinden dat belangrijk.

Om docenten te helpen sociale cohesie breder aan te pakken, heeft Veerman een quickscan ontwikkeld; het kan als nulmeting fungeren om het bewustzijn te stimuleren. Met een serious game, ontwikkeld door Sardes en bureau Goudvisie samen met leerlingen, kunnen scholen dan verder werken aan sociale cohesie.

Kan Veerman verder nog tips geven? Helpt het bijvoorbeeld om leerlingen hun thuistaal te laten gebruiken of staat dat sociale cohesie juist in de weg? Soms kan het helpen, zegt hij, als jongeren zich middels hun thuistaal verbonden weten met een bepaalde subgroep en daardoor juist bruggen durven te slaan naar andere subgroepen. ‘Maar thuistaal werd tijdens de observaties die wij deden alleen ingezet voor het versterken van de relatie tussen de leraar en de leerling en niet voor de verbondenheid met de klas.’

‘Wat wel kan helpen, maar wat we maar weinig zagen’, zegt hij, is cultureel responsief lesgeven.  En hoewel we het niet helemaal zeker weten, lijkt onderzoek van Sabine Severiens er op te duiden dat het inzetten van culturele elementen uit de thuiscultuur van je leerlingen, de verbondenheid stimuleert. ‘Het voelt bijna contra-intuïtief natuurlijk, want je bent geneigd in een groep juist de nadruk te leggen op gedeelde normen en waarden. Maar we weten ook vanuit het belang van wederzijdse tolerantie als essentieel aspect van sociale cohesie dat als kinderen bepaalde dingen die heel eigen voor ze zijn, niet mogen meenemen de klas in, je ze als het ware belemmert om zich verbonden te voelen. Zeker, elke school heeft basisregels, het is geen buurthuis, maar de vraag lijkt relevant welke ruimte je biedt voor de eigenheid van alle leerlingen.’

Heeft Veerman zelf een definitie waar de minister of de onderwijsinspecteur misschien wat aan heeft? ‘Zeker, een klas is cohesief als kinderen met allerlei verschillen tolerant met elkaar omgaan, zich verbonden voelen met de groep en bereid zijn om elkaar te helpen.’ Prachtig einddoel voor docenten op elke school, nietwaar?

Hier vind je meer info over de Quickscan en serious game en over het onderzoek.


 

 

Verder lezen

1 Diversiteit stelt eisen aan school

Click here to revoke the Cookie consent