In deze brief aan demissionair minister Slob leggen Eva Naaijkens, Renée van Eijk en collega’s uit waarom de commissie haar opdracht teruggaf.
Op 27 en 30 oktober 2020 ging de Commissie in gesprek met het werkveld. In totaal waren er 219 deelnemers (121 en 98) uit verschillende onderwijssectoren en met verschillende functies: leraar, schoolleider, bestuurder en opleider. En die waren niet op hun mondje gevallen, blijkt uit hun adviezen aan de Commissie (eerste sessie):
Kijk ook naar wat je aan het huidige stelsel kunt verbeteren;
Betrek het werkveld in de ontwikkelingen;
Neem de vakkennis en de verschillen tussen onderwijssectoren mee;
Maak duidelijk waarom het nodig is dat er een nieuw stelsel komt;
Zorg dat je de kwaliteit behoudt;
Stel de leraar als professional centraal en creëer meer enthousiasme bij hen.
Het plan voor een eenmalig startbewijs voor het beroep van de leraar kon op steun rekenen. Meer dan de helft van de deelnemers uit de tweede sessie vond dit een goed (45,6%) of een uitstekend idee (20,4%). Hoevelen van hen daadwerkelijk leraar waren, is niet na te gaan. In ieder geval denken deze voorstanders dat het startbewijs kan zorgen voor continue ontwikkeling en groei, minder studielast en meer leraren: ‘Het is mooi als je je als leraar kunt blijven ontwikkelen in de breedte of diepte, dat maakt het beroep aantrekkelijker en spannender’, aldus een deelnemer.
Maar niet iedereen was enthousiast: een aantal deelnemers is bang dat het nieuwe systeem aankomende leraren kan afschrikken die een duidelijke voorkeur hebben voor een bepaalde sector. ‘Wanneer ga je je specialiseren?’ schreef een deelnemer. ‘Moet iemand die op het mbo wil werken kennis hebben over kleuters?’ Met andere woorden, hoe breed wordt de opleiding voor dat eenmalig startbewijs?
Lerarenopleiders, vak- en beroepsverenigingen zouden de bouwstenen van het startbewijs moeten vaststellen, is het advies vanuit het veld. En studenten zouden hun bekwaamheid kunnen aantonen met een portfolio of assessment.
Een meerderheid (60%) was voorstander van het plan om studenten binnen opleidings- en professionaliseringstrajecten gebruik te laten maken van zowel hbo- als wo-aanbod. ‘Net als voor leerlingen geldt: aansluiting op het niveau dat bij je past. Dat is op sommige onderdelen HBO, andere universitair. Daarmee wordt het onderscheid tussen eerste- en tweedegraads ook minder van belang’, schrijft iemand.
De deelnemers vroegen de Commissie wel te overwegen het huidige stelsel niet te veranderen. ‘Niet ingrijpend het huidige stelsel veranderen,’ schrijft iemand. ‘Wel aanpassen, maar niet totaal anders. De sector kan dit soort onrust er nu echt niet bij hebben!’
Op dit moment ligt de bal weer bij OCW. Het is afwachten of zij het advies van Naaijkens, Van Eijk, Gaikhorst en Rijpma opvolgt om eerst te investeren in een dialoog met de leraar over ‘goed leraarschap’. Dit zou volgens hen de opmaat kunnen zijn naar een eventueel nieuw stelsel.
De online dialogen werden georganiseerd door de Commissie Onderwijsbevoegdheden en Synthetron. Hier lees je het uitgebreide rapport.
1 Hybride beroep
2 Meesterkwekers
3 Ruim baan voor de leraar?
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven