Bij adequate sturing van onderwijskwaliteit komt het aan op daadkrachtig handelen (duidelijke doelen en tijdig interveniëren) en verbindende kracht, zowel intern ('bonding') als met externe instellingen ('bridging'). Hoe meer vertrouwen bestuurders, stafleden en schooldirecteuren hebben in de capaciteiten van hun collega's, des te warmer de onderlinge relaties. Met als opvallende bevinding: ze zoeken juist minder, in plaats van meer, contact met schooldirecteuren van (zeer) zwakke scholen. Soms ontstaan subgroepjes. Bij eenpitters is er meer onderling vertrouwen en een gedeelde visie. Bestuurders stellen vooral doelen voor leeropbrengsten in de basisvaardigheden en minder voor onderwijsleerprocessen.
Speel een actieve en verbindende rol om het sociaal kapitaal te versterken. Doe je best om je aandacht gelijkelijk te verdelen. Doelen voor onderwijsleerprocessen versterken het gemeenschapsgevoel, omdat bestuurlijke stafleden en schooldirecteuren hierop direct invloed kunnen uitoefenen. Ondersteunen van hogerhand is beter dan ingrijpen met sancties of zelfs ontslag. Faciliteer bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering en toon je betrokken bij vraagstukken van onderwijskwaliteit op de scholen. Schooldirecteuren en stafleden blijken gevoelig voor hoe 'veilig' de bestuurlijke gemeenschap is.
Edith Hooge et al, Bestuurlijk vermogen in het primair onderwijs. Mensen verbinden en inhoudelijk op een lijn krijgen om adequaat te sturen op onderwijskwaliteit. TIAS/NRO, 2015. Het rapport kun je downloaden van www.nro.nl.
Dit artikel is verschenen in de rubriek Onderzoek Kort van Didactief (maart 2016).
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven