Zolang ze zich kan herinneren wil Imke Houben (34) ‘iets betekenen voor de ander’. Ze kreeg het van huis uit mee. Haar vader werkte in de verslavingszorg, haar moeder bij een bank. Als ze voor de klas zou gaan, dan het liefst als haar eigen juf Sandra uit groep 7. Omdat zij áltijd vriendelijk en positief bleef. ‘Ik weet nog dat ze gedurende de dag een poppetje op het bord tekende. Een “af” poppetje betekende een klassikale beloning.’ Ook Houben beloont haar kinderen. ‘We vieren behaalde doelen, door bijvoorbeeld verstoppertje in de school te spelen.’
Voor de ingang van het lokaal – twee immense schuifdeuren – staat een grijze ballon op een stok: ‘Proficiat! Nieuweschool’. Een restant van de vele felicitaties voor de Nationale Onderwijsprijs, waar de school dit jaar mee naar huis ging. De jury prees het ‘diagnosevrije’ klimaat. Nieuweschool verwijst geen kinderen naar het speciaal onderwijs. De leerlingen, veel zij-instromers voor wie op andere scholen geen passend aanbod is, krijgen hier geen etiket opgeplakt. ‘Met een sticker op het voorhoofd help je niemand verder,’ luidt de schoolvisie. Gedifferentieerd leren is de norm.
Wat vergt dat van de leraar die een klas vol ‘rugzakjes’ op maat moet bedienen? ‘Een totaal andere manier van lesgeven dan ik op de pabo ooit leerde,’ vertelt Houben, die de afgelopen jaren voor groep 5/6 stond. Of eigenlijk begaf ze zich onder de kinderen. ‘Als je handen en voeten tekortkomt, moet je wel loslaten. Het heeft geen zin om 26 kinderen tussen 8 en 11 jaar, met verschillen in niveau en leerlijnen, klassikaal instructie te geven. Ze zijn overal aan het werk, bezig met hun eigen vak en eigen leerdoelen.’
Na tien jaar op De Horizon in Grashoek, waar ze ook zes jaar lang ib’er was, was Houben twee jaar geleden toe aan iets anders. Stichting Prisma bood haar de kans om te gaan speeddaten met schooldirecteuren. Na een gesprek met Johan van den Beucken liep ze een dag mee op Nieuweschool. Zijn schwung straalde af op het team, dat niet naar opbrengst of (Cito)cijfers kijkt, maar naar wie de leerlingen zijn: wat zijn hun onderwijsbehoeften, wat belemmert of stimuleert ze?
Die analyse start al bij de kleuters, of in het geval van zij-instromers op het moment van binnenkomst, vertelt Houben. ‘De relatie met kinderen en hun ouders staat hier op één. Dat zit in kleinigheden: gedurende de dag sta ik steeds even stil bij wat ik zie en maak ik een praatje met de kids.’
Het gaat er informeel aan toe, ook in het team. Er zijn nauwelijks vergaderingen. ‘We ontmoeten elkaar tijdens koffiemomenten, spreken elkaar in de wandelgangen en geven presentaties, bijvoorbeeld over de master passend meesterschap die ik volg.’
Ouders mailt ze niet, maar belt ze voor een afspraak. ‘We hebben drie keer per jaar een gesprek over hun kind, thuis en op school, de leerling doet zelf mee aan dat gesprek.’ Daarmee ontstaat een leerlingdossier dat de tijdrovende HP’s, HGPD’s, groepsplannen en OPP’s in de meeste gevallen vervangt. ‘Dat is een verademing. De tijd die ik win, gaat rechtstreeks naar het maken van onderwijs.’
Op Nieuweschool, ontstaan in 2014 na een fusie tussen twee basisscholen, gaat het niet meer over antwoorden maar over vragen stellen. Een sociaal klimaat creëren is een ongeschreven regel. Zeker kinderen die ergens anders zijn vastgelopen, moeten zich volgens Houben eerst op hun gemak voelen. ‘Pas dan heeft het zin om rekenen of spelling bij te spijkeren.’
De klassikale dagopening houdt Houben daarom kort, de verschillen zijn immers (te) groot. In maximaal tien minuten bespreekt ze wat ze die dag gaat doen en vraagt ze wie er iets kwijt wil. ‘Doel is dat we zo snel mogelijk beginnen met een individuele of samenwerkopdracht. Dan loop ik langs de tafels om te zien hoe een kind er emotioneel voor staat. Het cognitieve deel komt pas daarna. We trainen iedere dag wel een paar (sociale) vaardigheden of we doen sociale activiteiten. Op vrijdagochtend kunnen de kinderen workshops volgen bij andere leraren, zoals koken, mindfulness, probleemoplossend of zelflerend vermogen.’
De school laat de (taal- en reken)methodes zo veel mogelijk los en werkt bij alle vakken vanuit doelen, zoals: ‘Ik kan een woord onthouden door een woordkaart te maken’. ‘Leerlingen hebben een eigen doelenboekje. Ze zien daarin zelf wat hun wel en (nog) niet lukt. Het werkt als een trein,’ zegt Houben enthousiast. ‘Twee leerlingen kregen we maar niet aan het werk. En sinds ze een doelenboekje hebben, staan ze “aan”. Omdat ze doelen moeten bewijzen in plaats van dat ze iets af moeten hebben. Mooi is dat een kind bij zichzelf vooruitgang ziet en zich niet de “slechtste” van de klas voelt.’
De groep komt na het zelfstandige werk weer bij elkaar: uit alle hoeken stromen kinderen het lokaal in, vanaf de gang en uit het aangrenzende computerhok. Houben klapt in haar handen, alle leerlingen klappen mee. ‘Deze klap je wel, deze klap je niet, deze klap je op je hoofd. Hebben we iedereen? Ik wil dat je de volgende vraag in je “heufd” beantwoordt. We hebben ruim een uur gewerkt aan rekenen en spelling, aan een doel. Waarvan denk je echt: yes, dat heb ik goed gedaan?’ Uit de beker met ijsstokjes trekt ze Aktan. ‘We overhoorden elkaar met een soort dicteetje. Ik vond het makkelijk en wou wel meer van die Engelse woorden,’ vertelt hij. Houben: ‘Klasse kerel, goed gedaan!’
Ze klapt voor de laatste keer in haar handen. ‘Even luisteren allemaal. Laat alles even liggen. We hebben keihard gewerkt, super! Wie kan er afspreken na schooltijd? Kijk even rond. Haie, tot morgen!’
Dit schooljaar is Houben begonnen als lid kwaliteitsteam op sbo De Fontein, waar Johan van den Beucken directeur is geworden. Deze school gaat in de toekomst naar locatie Nieuweschool.
Dit artikel verscheen in Didactief, oktober 2019.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven