Bewegingswetenschapper Pieter Jelle Vuijk ziet bij kinderen met een laag IQ en met leerproblemen een verband tussen hun ontwikkeling en hun motoriek. Hoe lager het IQ, hoe minder motorisch vaardig. In het speciaal basisonderwijs heeft 82 procent van de kinderen met een licht verstandelijke beperking (IQ 50-70) problemen met motorisch functioneren. Voor de kinderen met een IQ tussen de 70 en 85 is dat 60 procent. En voor kinderen uit het speciaal basisonderwijs met een IQ hoger dan 80 en die leerproblemen hebben, is dat ongeveer de helft.
Hij onderzocht de kinderen op het functioneren op handvaardigheid, balvaardigheid en balans. Ze blijken vooral moeite te hebben met de samenwerking tussen oog en hand, bijvoorbeeld een bal vangen of gooien, en met balans zoals bij het hinkelen. Oefenen van de hand-oogcoördinatie, meer sporten en hun bewegingsvaardigheden trainen zal de schoolprestaties van de leerlingen ten goede komen, denkt Vuijk.
Dat geldt overigens voor alle kinderen, met of zonder verstandelijke beperking. Ook bij kinderen uit het reguliere basisonderwijs vond Vuijk namelijk verbanden tussen hun motorisch en cognitief functioneren. Vuijk zag een verband tussen fysieke fitheid van de leerlingen en de snelheid en flexibiliteit waarmee ze hun gedrag aan veranderende situaties aanpassen. Dat laatste is ook wel bekend als cognitieve flexibiliteit en dat is een belangrijke voorspeller voor taalontwikkeling en rekenvaardigheid.
P.J. Vuijk. Associations between motor and cognitive functioning in school-aged children. Proefschrift afdeling Bewegingswetenschappen van het UMCG.
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven