Motivatie is een belangrijke voorspeller van onderwijsprestaties. Gemotiveerde leerlingen behalen betere resultaten en komen verder op de onderwijsladder dan hun minder gemotiveerde leeftijdgenoten. Toch vinden veel leerlingen het moeilijk hun motivatie vast te houden. Ze beginnen enthousiast aan de brugklas, maar raken die gedrevenheid steeds meer kwijt. Bijvoorbeeld omdat ze het niet stoer vinden hun best te doen op school, zoals bleek uit een onderzoek van het GION: leerlingen geven liever niet tegenover elkaar toe hoe graag ze hoge cijfers willen halen, en krijgen daardoor een vertekend beeld van elkaar.
Een gebrek aan motivatie kan uiteindelijk grote gevolgen hebben: zittenblijven, afstromen naar een lager onderwijstype of zelfs vroegtijdig schoolverlaten. Leerlingen blijven motiveren is dus van groot belang. Maar ja, hoe doe je dat?
Hoe zit motivatie in elkaar en welke factoren spelen er een rol in? Hans Kuyper deed daar onderzoek naar, op basis van de gegevens van het COOL-onderzoek onder ruim 7500 derdeklassers. Omdat niet alle leerlingen om dezelfde redenen en op dezelfde manier gemotiveerd raken, onderscheidde Kuyper vier verschillende soorten motivatie. De ene leerling wil vooral de stof begrijpen (leermotivatie), de ander vindt presteren en hoge cijfers halen belangrijker (prestatiemotivatie), voor weer anderen is het juist belangrijk samen te leren en erbij te horen (sociale motivatie), of te leren voor een beloning (extrinsieke motivatie). Leermotivatie, prestatiemotivatie en sociale motivatie zijn bij vwo'ers het hoogst en bij vmbo'ers het laagst. Alleen extrinsieke motivatie is bij alle schooltypen ongeveer gelijk. Ook jongens en meisjes bleken verschillend te zijn als het gaat om motivatie: jongens scoren vooral hoog op prestatiemotivatie, terwijl meisjes juist meer sociale motivatie en leermotivatie laten zien. Een verklaring? Jongens willen niet afgaan en zijn competitiever ingesteld, meisjes willen vooral goed liggen in de groep en de stof begrijpen. Een nog groter verschil ontdekte Kuyper tussen leerlingen van Nederlandse en niet-Nederlandse afkomst: leerlingen met een migrantenachtergrond scoren op alle soorten motivatie hoger dan hun leeftijdgenoten.
Toch zijn deze verschillen op basis van schooltype, afkomst of geslacht kleiner dan die tussen individuele leerlingen, zegt Kuyper. Ook onderzoeker Hanke Korpershoek, die zich over dezelfde gegevens boog, komt tot die conclusie. Kinderen zijn om verschillende redenen al dan niet gemotiveerd voor school, stelt Korpershoek. Lever daarom maatwerk, adviseert zij. Kijk naar de individuele leerling en spreek die aan op zijn of haar eigen motieven. 'Als je leerlingen kunt indelen op basis van hun motieven, dan kun je beter inspelen op hun behoeftes. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om leerlingen die vooral worden gemotiveerd door hoge cijfers voor te houden dat bepaalde stof goed is voor hun ontwikkeling. Zeg maar gewoon dat ze het moeten leren en er een cijfer voor krijgen.'
Dat motiveren maatwerk is, ontdekte ook Hanneke van Nuland in haar promotieonderzoek. Ze onderzocht motivatie onder vmbo'ers, en vergeleek die met de motivatie van gymnasiumleerlingen. De verschillen tussen die twee groepen bleken lang niet zo groot als vaak wordt gedacht. 'Je hoort vaak dat vmbo'ers ongemotiveerd zijn', zegt Van Nuland in Didactief, 'maar die conclusie valt uit mijn onderzoek helemaal niet te trekken; gymnasiumleerlingen reageerden op vergelijkbare wijze op de tests als vmbo'ers.' De onderzoeker testte drie methodes om leerlingmotivatie te verhogen, die in eerder onderzoek effectief waren gebleken. De eerste manier, leerlingen motiveren door ze te vertellen hoe leuk een bepaalde opdracht is, bleek bij de geteste kinderen niet aan te slaan. Ook de tweede methode, leerlingen aanleren zichzelf te motiveren, was geen succes. Het enige wat wel bleek te werken (hoewel alleen bij jongens), was de derde methode: leerlingen extrinsiek motiveren door ze duidelijk te maken wat leren hen oplevert in termen van cijfers. Volgens Nuland kan die 'extrinsieke oriëntatie' te maken hebben met ons onderwijssysteem, waarin vaak de nadruk op cijfers en prestaties ligt. Het blijkt moeilijk leerlingen zover te krijgen dat ze uit zichzelf en vanuit eigen interesse willen leren. Van Nuland: 'De vraag hoe je leerlingen wél kunt motiveren, is lastig te beantwoorden. Het blijkt heel erg leerlingspecifiek en situatiespecifiek, en het is dus sterk afhankelijk van de vaardigheden van de individuele leraar.'
Wat die leraar kan doen, daarover publiceerde het Ruud de Moor Centrum het onderzoeksrapport Leerlingen motiveren: een onderzoek naar de rol van leraren. De kunst voor de leraar, zo stellen de onderzoekers, is ongemotiveerde leerlingen de waarde van het leren te laten inzien zodat ze school belangrijk gaan vinden. Hoe doe je dat? Ten eerste is het belangrijk dat je als leraar zelf gemotiveerd bent, blijkt uit de studie; dat heeft een positieve invloed op de motivatie van je leerlingen. Op het gebied van instructie noemt het RdMC vier dingen die motiverend blijken te werken: leerlingen voor zover ze dat aankunnen hun eigen leerproces in handen geven, differentiatie, opdrachten laten aansluiten bij de leefwereld van je leerlingen en ze waar mogelijk laten samenwerken. Toch is er geen one-size-fits-all-strategie om leerlingen te motiveren, zeggen de onderzoekers. Alle leerlingen en klassen zijn nu eenmaal verschillend. Probeer dingen uit, is dan ook hun advies: kijk wat jouw leerlingen motiveert, en stel je methode bij als die niet blijkt te werken.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven