Interview

De favoriete leraar van Marit Törnqvist

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 31-10-2014 Gewijzigd op 24-12-2020
Beeld Martijn van de Grient
Even overwoog Marit Törnqvist om haar tekenleraar uit te nodigen. Dankzij hem koos ze voor de kunstacademie en ze was altijd welkom om in zijn lokaal te komen tekenen als ze spijbelde bij andere vakken. Maar haar keuze viel toch op Tjeerd Mijnster. ‘Ik werd veel gepest op de lagere school. Alleen niet toen ik bij hem in de klas zat.’ Wat ze graag wil weten: ‘Wist je dat ik gepest werd?’

TM: ‘Ik denk dat je ouders me dat wel verteld hebben, maar niet heel nadrukkelijk. Wel weet ik dat veel leerlingen bij mij opbloeiden en weer tot rust kwamen.’
MT: ‘Ik heb veel vervelende herinneringen aan pesterijen. Ik begin er nu pas in het openbaar over te vertellen. Kinderen vonden dat ik eruit zag als een aap, omdat ik een wat vooruitstekende kaak had. Ze tekenden in het zand een vierkant en zeiden: jij bent een aap, jij moet in de kooi. Daar zat ik dan het hele speelkwartier en geen leraar die het in de gaten had.’

TM: ‘Vreselijk. Zoiets vergeet je nooit. Ik weet niet meer of ik actief ingegrepen heb. Ik zei er altijd wel nadrukkelijk iets van als kinderen elkaar uitscholden.’

MT: ‘Ze wisten dat er met jou niet te spotten viel.’

TM: ‘Het was ook de sfeer in de klas. Onderwijs kun je deels aanleren, maar omgaan met kinderen moet je in je vingers hebben.’
MT: ‘Dat denk ik ook. Je kunt wel een pestprotocol hebben, maar als een leraar het niet aanvoelt, heb je daar niks aan.’

Stroopwafel

MT: ‘Tjeerd was een imposante leraar, twee meter drie.’
TM: ‘Ik ben eigenlijk twee meter anderhalf.’
MT: ‘Jouw klaslokaal was knus en huiselijk. Je had een schapenvacht op je stoel en een schemerlamp op tafel. En overal planten en dieren, woestijnratjes, wandelende takken en visjes.’
TM: ‘Die verzorgden de leerlingen zelf. Daar hoefde ik niets aan te doen.’
MT: ‘Door de klas hingen waslijnen met kaartjes uit de wereldgeschiedenis. Ik herinner me nog dat jij een stroopwafel kreeg. Die wilden wij ook wel. Toen ben jij met die stroopwafel de gang op gerend. Wij er achteraan. Bij elke glaswand riep jij “Bukken!”.’
TM: ‘Niemand mocht zien dat wij door de hele school renden.’
MT: ‘Je was nog jong – hoe oud was je toen eigenlijk?’

TM: ‘23 jaar…’
MT: ‘… maar als de vader van een gigantisch gezin. Ook hing er een sfeer waarin je dingen durfde te zeggen en vinden.’
TM: ‘Ik gaf leerlingen veel vrijheid. Ik vond het belangrijk dat ze zelf dingen ontdekten. Zelfstandig leren was destijds minder gewoon dan nu. Wat ik toen als nieuwlichter deed, is nu standaard.’
MT: ‘Ik was redelijk brutaal dat jaar. Of niet?’

TM: ‘Niet brutaal, maar je kon wel goed je woordje doen.’

Feestgeluidjes

Marit laat haar poëziealbum zien, geopend op de bladzijde met een gedicht van meester Tjeerd: ‘Laten wij feestgeluidjes maken, lachen noemen we dat geloof ik.’
MT: ‘Had je dat zelf bedacht?’
TM: ‘Nee, dat is van Toon Hermans. Dat gedicht grijpt me nog steeds aan.’
MT: ‘Ik snapte er niets van, maar vond het heel mooi en leerde de tekst uit mijn hoofd. En jouw tekeningen van mannetjes met een grote toeter… Ik ontdekte onlangs dat ik een soortgelijk mannetje heb getekend in het boek De muzikant en het meisje.’
TM: ‘Die tekeningen heb ik ook nagetekend hoor. Ik ben niet zo creatief.’   
MT: ‘Creativiteit kan in zo veel dingen zitten! Jij gaf ons altijd heel bijzondere diploma’s. Ik heb ze bewaard. Zoals deze: “Wij zijn zeer verheugd dat Marit twee dagen met volle overgave met ons heeft meegedaan! Fantastisch!”’
TM: ‘Ik wilde af van het competitieve en de nadruk op het cognitieve. Kinderen worden al genoeg vergeleken. In een wilde bui heb ik de directeur eens gevraagd wat hij eigenlijk als doel van ons onderwijs zag. Hij antwoordde: dat de kinderen naar het Willem de Zwijger, een havo/vwo-school, gaan. Ik mikte op een hoger doel. Kinderen zelfstandigheid leren en wijs maken in de wereld. Dat was wat dat gedichtje van Hermans voor mij uitdrukte.’
MT: ‘Was ik toen al zo veel met tekenen bezig?’
TM: ‘Nee, dat herinner ik me niet. Je was wel altijd aan het knutselen en frutselen.’

MT: ‘Klopt, mijn vriendin en ik verzamelden lapjes en dan kleiden we kopjes erbij. Dat verwoede tekenen kwam pas later.’

TM: ‘Je had niet door dat je beter was dan anderen?’

MT: ‘Nee, nee. Bij jou in de klas was ik er nog van overtuigd dat ik later boerin in Zweden zou worden.’

Kinderboekenillustrator Marit Törnqvist zat van 1970-1976 op de Gooilandschool in Bussum. In de vierde was haar meester Tjeerd Mijnster, van 1971-1976 onderwijzer op het Gooiland, daarna directeur van een basisschool en van 1982-2014 onderwijsadviseur.
Marit Törnqvist maakte het Prentenboek voor de Kinderboekenweek 2014: Fabians feest.

Dit artikel is verschenen in de rubriek De favoriete leraar van Didactief, oktober 2014.

Click here to revoke the Cookie consent