Wat weten we van chocola? Welke soorten chocola zijn er? Welke merken zijn er? Wie koopt chocola thuis? Wanneer eten jullie chocola? Leraar Sybille Bobst trakteert haar leerlingen van groep 5 van basisschool Fluhmental in het gelijknamige Zwitserse plaatsje 10 weken lang, een paar uur per week op een verrukkelijk thema. In de eerste les vuurt zij vragen af op de leerlingen om hun voorkennis te activeren. Ze vormen de inleiding van een lesprogramma over chocola, dat is ontwikkeld door leraren in Zwitserland in samenwerking met Christine Künzli (zie kader). De laatste vraag: ‘Hoe komt chocola in de winkel?’ wordt leidend in het ontdekken van de wereld van duurzame ontwikkeling.
Tijdens de eerste les ontwikkelt Bobst samen met de leerlingen een soort toekomstvisie: Hoe zou het zijn als chocola gratis is? Het antwoord zal pas aan het eind van de serie lessen volgen. Les vindt niet alleen plaats op school, maar ook daarbuiten. Bobst: ‘Leerlingen moeten chocola kopen en vergelijken. Sommigen schaffen zoveel mogelijk chocola aan, terwijl anderen slechts één reep kopen. We hebben in de klas een vergelijkend warenonderzoek gedaan: soorten, merken, prijzen, ingrediënten en verpakking, een smaaktest. De kinderen moesten alles zoveel mogelijk schriftelijk bijhouden zodat ze er later op konden reflecteren.’
Spelenderwijs werkt de groep aan drie leerdoelen: Leerlingen snappen dat achter chocola verschillende belanghebbenden zitten. Ze kunnen deze belangen benoemen en weten hoe ze elkaar wederzijds beïnvloeden. Tevens begrijpen ze dat er geen juiste of slechte oplossing is voor iedereen, maar dat ieder alternatief zijn voor- en nadelen heeft.
Uitdagend?
Sybille Bobst van basisschool Flumenthal in Flumenthal: ‘Ik vond het spannend om me zo met de leerlingen te verdiepen in één onderwerp. Ik zocht voortdurend de balans tussen inspelen op de interesse van de leerlingen zelf en het volgen van de geplande lessen. Ik was verrast over wat leerlingen konden.’
Leerlingen beginnen hun ‘cacaoreis’ met de vraag: wat is het begin van chocola? Ze leren waar cacao wordt geteeld, wat voor plant het is en in welke omstandigheden ze groeit, wat de optimale weeromstandigheden zijn en hoe de cacaoboon wordt verwerkt. Ze vergelijken verschillende (biologische) teeltmethoden en bespreken de verkoop van de cacaobonen en het vervoer. Aan de hand van wereldkaarten volgen ze de reis die cacaobonen afleggen. Met een rollenspel verdiepen ze zich in de behoeften en belangen van de cacaoboer, de sociaal-culturele, economische en ecologische vraagstukken en leefomstandigheden van de cacaoboer en zijn familie. Ze leren over de verschillende rollen in de fabriek en distributie en nemen uiteindelijk de supermarkt en de consumenten onder de loep. Voor het project worden verschillende vakken worden gecombineerd, zoals aardrijkskunde, rekenen en biologie.
Moeilijk?
Verena Gügi van basisschool Brühl in Solothurn (Zwitserland) werkte met haar leerlingen ook aan het chocoladeproject: ‘Probleem met duurzame ontwikkeling is dat ik - voordat ik met de lessen begin - al weet waar ik ga uitkomen: fair trade of biologische chocola. Het was moeilijk om mijn eigen mening niet op te dringen en de leerlingen zelf hun mening te laten vormen. Ik was verbaasd over hun genuanceerde oordelen.’
Onderdeel van de didactische principes van duurzame ontwikkeling van Künzli is netwerkdenken: Leerlingen maken via simulaties kennis met de behoeften en belangen van verschillende belanghebbenden. Bobst: ‘Een groepje kinderen moet zich verplaatsen in de cacaoboer en bijvoorbeeld proberen een goede prijs voor de bonen te krijgen. Een ander groepje moet juist chocola inkopen voor een supermarktketen en wil zo min mogelijk betalen.’ Om een en ander inzichtelijk te maken hangt in de klas een grote netwerkkaart (zie foto 1), waarop leerlingen de relaties tussen de verschillende betrokkenen in beeld brengen.
Om het netwerkdenken te verankeren, ontwikkelen ze ook scenario’s: wat gebeurt er als de cacaoboer zijn verkoopprijs verhoogt of als er een slechtere cacao-oogst is, als niemand meer chocola eet? De leerlingen gaan na wat de consequenties van de diverse scenario’s zijn voor bijvoorbeeld boeren en inkopers en bespreken deze. ‘Ik moedig ze dan ook aan om een mening te vormen. Dat vinden ze cool.’
Leerlingen proberen win-win scenario’s te ontwikkelen voor alle actoren (zie foto 2). ‘Dat valt tegen’, aldus Bobst. ‘Ze leren dat alle bedachte oplossingen wellicht voordelen hebben voor bepaalde mensen, maar ook nadelen voor andere. Ze voorzien de win-win scenario’s van smiley’s, komen met interessante stellingen zoals: Goedkope chocola geeft mensen met weinig geld de mogelijkheid om chocola te kopen, terwijl fair trade chocola duur is, maar goed is voor de cacaoboer. In het ene geval kan iedereen chocola eten, maar lijdt de boer eronder, in het andere geval heeft de boer het goed, maar kan niet iedereen chocola betalen (win-lose situatie). Dat zijn interessante discussies in het kader van burgerschapsvorming.’
Aan het eind van de les legt Bobst de toekomstvisie van het begin nog eens voor: Hoe zou het zijn als chocola gratis is? ‘De leerlingen hebben inmiddels geleerd dat dit geen realistische wens is en weten meer van duurzame ontwikkeling.’
Zwitserse chocolade
Deze les over chocola is ontwikkeld door leraren in het basisonderwijs in Zwitserland in samenwerking met Christine Künzli en Franziska Bertschy, beide verbonden aan de Pädagogische Hochschule in Solothurn en Bern. Künzli heeft een pedagogische didactiek ontwikkeld met betrekking tot het begrip duurzame ontwikkeling. Hierin staan onder anderen twee aspecten centraal: netwerkdenken en visie ontwikkelen.
Meer informatie is hier te vinden.
Laurence Guérin is lid van de Kenniskring Daltononderwijs & Onderwijsinnovatie en docent aan de Academie Pedagogiek & Onderwijs, Saxion Hogescholen.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven