Onderzoek

Allochtone student legt lange weg af

Tekst Susan de Boer
Gepubliceerd op 16-06-2008 Gewijzigd op 23-10-2016
Het Nederlandse schoolsysteem maakt het voor allochtone leerlingen moeilijker dan nodig is om een hbo- of universitaire opleiding te volgen. Maatregelen die scholen treffen om deze jongeren extra kansen te geven verdienen dan ook alle ruimte.

Dat zegt onderwijssocioloog Maurice Crul van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies (IMES). Crul onderzocht in opdracht van het NICIS de positie van de tweede generatie allochtonen in het onderwijs. Het NICIS is door het ministerie van OCW aangewezen als maatschappelijk topinstituut voor de grote steden, gehuisvest bij NWO. Het rapport De tweede generatie. Last of Kapitaal voor de steden? beschrijft de positie van jongeren zonder startkwalificatie en jongeren die op het hbo of de universiteit zitten of hiervan een diploma hebben. In het onderzoek zijn duizend jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst tussen de 18 en 35 jaar geïnterviewd over hun schoolloopbaan. ‘Eenderde van de ondervraagde jongeren zit in het hoger onderwijs of heeft daarvan een diploma’, vertelt Crul. ‘Bijna de helft van deze groep heeft daarvoor een lange weg afgelegd: via het vmbo en het mbo zijn ze op het hbo of de universiteit beland. Dat duurt drie jaar langer dan wanneer ze meteen na de basisschool naar het havo of vwo waren gegaan.’ Een belangrijke oorzaak van de vertraging is het Nederlandse schoolsysteem. Sinds de invoering van de basisvorming zijn de routes via een brede brugklas of de mavo-havo-route afgesneden. ‘De meeste scholengemeenschappen selecteren meteen naar vmbo of havo-vwo. Overstappen van vmbo-t naar havo is lastig, omdat er een vak meer wordt gegeven in het havo.’ Er zijn scholen die potentiële havo- en vwo’ers via kop- of kansklassen de mogelijkheid bieden om hoger in te stromen of van het vmbo naar het havo over te stappen. Crul: ‘Veel leerlingen stromen dan alsnog door in hogere vormen van voortgezet onderwijs. De overheid zou dit meer moeten stimuleren.’ Ongeveer een kwart van de onderzochte groep jongeren had geen startkwalificatie (havo of mbo-2). Crul pleit voor vergaande samenwerking tussen vmbo en mbo, zodat vmbo-leerlingen langer kunnen worden vastgehouden in een schoolse sfeer. ‘Leerlingen van het havo en vwo worden vijf of zes jaar lang begeleid door leraren die hen kennen en hen bij de les houden. Jongeren in het vmbo moeten na vier jaar zelfstandig verder. Experimenten waarbij vmbo en mbo nauw samenwerken laten zien dat de uitval dan minder wordt.’ 

Het rapport is te downloaden op http://http://www.tiesproject.eu/

Click here to revoke the Cookie consent