Onderzoek

Taalboost voor kleuters

Tekst Emma Everaert, Marije Boonstra, Liza van den Bulk, stuurgroep Programma Taalstimulering en Elise de Bree
Gepubliceerd op 20-03-2024 Gewijzigd op 03-04-2024
Beeld Wilbert van Woensel
Door samen te werken met specialisten uit het speciaal onderwijs, kunnen leerkrachten in reguliere klassen meer betekenen voor kleuters met taalproblemen. Dat blijkt uit twee pilots van Auris.

Taalzwakke kleuters in het reguliere onderwijs laten profiteren van kennis uit het speciaal onderwijs: kort gezegd was dat de insteek van twee pilots van Koninklijke Auris Groep, een organisatie die gespecialiseerd is in spraak-, taal- en gehoorproblemen en speciaal onderwijs aanbiedt (cluster 2). Omdat je met het inhalen van achterstanden niet vroeg genoeg kunt beginnen, waren de pilots gericht op kleuters.

 

Megasprongen

In de eerste pilot, genaamd Verbindingsgroep Taal in Utrecht (2021-2022), kreeg een vast groepje van tien taalzwakke kleuters les van een leerkracht en een pedagogisch medewerker. Zij vormden een aparte klas op school. Een specialist, zoals een logopedist of orthopedagoog, ondersteunde hen in de klas. Deze deelde tips over taalstimulerende activiteiten, zoals de ‘Denkstimulerende Gespreksmethodiek’ (zie kader) en keek mee met activiteiten. Het doel was om in 6 tot 9 maanden de onderwijsbehoeften van de kleuters in kaart te brengen, zodat de leerkracht daarna zelfstandig verder kon met een aanbod op maat.
 

Denkstimulerende Gespreksmethodiek 

Bij DGM worden leerlingen gestimuleerd om na te denken over hun ervaringen door vragen van de leerkracht. De leerkracht past het niveau van de vragen aan op basis van de antwoorden van het kind, waardoor een stimulerende dialoog ontstaat. Omdat de kinderen in deze pilot nog jong waren, stelden leerkrachten vooral vragen op niveau I (benoemen) en II (beschrijven). Bijvoorbeeld:

Leerkracht: (wijzend op bijvoorbeeld een potlood): ‘Wat is dit?’ 
Leerkracht: “Ja, inderdaad, een potlood. En wat doe je met een potlood?’ 
 
Leerkracht: ‘En waar kun je nog meer mee kleuren?’   

Aan oudere kinderen die al wat taliger zijn, kun je vragen op niveau III (ordenen) en IV (redeneren) stellen. Bijvoorbeeld: 

Leerkracht: ‘’Wat hebben een kip en een eend allebei?’  
Leerkracht: ‘Mama gaat boodschappen doen. Wat gebeurt er als ze haar tas vergeet?’ 

Leerkracht: ‘Waarom zou het kindje verdrietig zijn?’ 

 

In totaal waren 24 verschillende professionals betrokken bij de verbindingsgroep. Onderzoekers van Auris interviewden hen over hun ervaringen.
Samenwerken met andere disciplines bleek in eerste instantie lastig, omdat niet iedereen ‘dezelfde taal sprak’. Het is dan ook raadzaam dat professionals de tijd te nemen om met elkaar verwachtingen af te stemmen en afspraken te maken. Wel waren allen positief over de vooruitgang van de leerlingen. Eén leerkracht sprak zelfs over ‘megasprongen’.

Taalzwakke kinderen
vertoonden minder
negatief gedrag

De professionals noemden de kosten en het personeelstekort als mogelijke belemmeringen. Ook zetten ze vraagtekens bij het plaatsen van taalzwakke leerlingen in een aparte klas. De grootste zorg was dat ze zo minder interactie zouden hebben met taalsterkere leeftijdsgenoten, waardoor ze niet van hen konden leren. Auris besloot dan ook om de tweede pilot in Rotterdam op te zetten in een reguliere klassensetting.

 

Uit hun schulp

In de tweede pilot, in Rotterdam, coachten ambulante dienstverleners van Auris tien weken lang kleuterleerkrachten bij het gebruik van verschillende taalstimulerende interactietechnieken zoals DGM, interactief voorlezen of gebruik van steunzinnen. Zwakke leerlingen werden geselecteerd met behulp van de Early Language Scale (ELS), een instrument om taalproblemen bij jonge kinderen te signaleren (Visser-Bochane e.a., 2020). Deze leerlingen kregen vervolgens meer aandacht, bijvoorbeeld door samen met de leerkracht activiteiten voor te bereiden (pre-teaching) of een extra activiteit te doen. Daarnaast volgde de leerkracht de cursus ‘Leren Praten met Plezier’ van Auris.

De tien betrokkenen (leerkrachten, ambulant dienstverleners, schoolbestuurders, intern begeleiders) vertelden in interviews dat ze de aangeleerde taaltechnieken waardevol vonden. Hierdoor vertoonden taalzwakke kinderen bijvoorbeeld minder negatief gedrag, of kropen juist meer uit hun schulp, vonden zij.

Zelfverzekerder in
het herkennen
van taalproblemen

Leerkrachten zeiden specifiek dat in kleine groepjes werken vaak niet haalbaar is als er geen onderwijsassistent of andere leerkracht aanwezig is. Je kunt taalstimulerende interactietechnieken echter ook inzetten bij activiteiten met de hele klas of in korte contactmomenten met individuele leerlingen, benadrukt Auris.
Co-teaching, waarbij twee collega’s samenwerken in een klas, zou ruimte kunnen geven om individueel of in kleinere groepjes met leerlingen te werken. Ervaren leerkrachten kunnen zo ook de kennis over taalstimulerende interactietechnieken overdragen aan collega's.

 

Signaleren

Met het signaleren van de ernst van de taalachterstanden hadden leerkrachten in eerste instantie moeite, zo bleek uit de interviews. Het gebruik van de ELS hielp daarbij. ‘Wat me is opgevallen is dat kinderen waarvan ik dacht dat die het beste waren, zelfs niet door de ELS kwamen,’ aldus een leerkracht.

Met ondersteuning van experts kunnen leraren kortom meer doen voor kinderen met taalproblemen, door deze sneller te herkennen en technieken te gebruiken om taal te stimuleren. Door kennis over te dragen van speciaal naar regulier onderwijs, kunnen leraren mondelinge taalontwikkeling beter stimuleren. Bovendien voelen ze zich met meer kennis zelfverzekerder in het herkennen van taalproblemen. Dit helpt niet alleen kinderen met taalachterstanden, maar ook anderen in de klas.

Emma Everaert, Marije Boonstra en Liza van den Bulk zijn onderzoekers bij de Koninklijke Auris Groep. De stuurgroep Programma Taalstimulering bestaat uit Gerda Egtberts (senior adviseur onderwijs, Koninklijke Auris Groep), Diana Kouters (regiodirecteur, Koninklijke Auris Groep) en Annelies de Leeuw (regiodirecteur, Koninklijke Auris Groep). Elise de Bree is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

 

Lees hier meer over taalproblemen.

 

Bronnen

Visser-Bochane, M. I., Reijneveld, S. A., Krijnen, W. P., Van der Schans, C. P., & Luinge, M. R. (2020). Identifying milestones in language development for young children ages 1 to 6 years. Academic Pediatrics, 20(3), 421-429. (Op te vragen via [email protected].)

Verder lezen

1 Taalproblemen
2 Tutorprogramma helpt kleuters praten
3 Rijk voorleesmoment voor meertalige kleuter
4 Stevige basis geeft kleuters gelijke kansen

Click here to revoke the Cookie consent