Onderwijs is geen wedstrijd

Tekst Dick van der Wateren
Gepubliceerd op 03-03-2014
Dick van der Wateren - De discussie tussen vier hoogleraren over toetsing (Didactief, januari/februari 2014) blijft steken op het niveau afrekencultuur, ja of nee. Of er nu wel of niet wordt afgerekend in het Nederlandse onderwijs is op een bepaald moment een woordspelletje. Echter, in tegenstelling tot de deelnemers aan het rondetafelgesprek hebben scholen en leraren zelf last van een afrekencultuur.

In elk geval twee van de gesprekspartners bij het rondetafelgesprek, Scheerens en Maassen van den Brink, vinden dat toetsen moeten worden gebruikt om scholen ter verantwoording te roepen. Echter, in tegenstelling tot de deelnemers aan het rondetafelgesprek hebben scholen en leraren zelf last van een afrekencultuur. Die houdt in dat ze verantwoordelijk worden gesteld voor de toets- en examenresultaten van hun leerlingen. Daar is op zich niets op tegen, mits rekening gehouden wordt met omstandigheden waarop scholen geen invloed hebben, zoals sociaal-economische achtergronden. En dat gebeurt niet altijd.

Bizarre schommelingen

Als we kijken naar de scholenranglijsten van Dronkers (De Volkskrant), dan zien we bizarre schommelingen. Bij sommige van de onderzochte scholen springen de cijfers heel wild op en neer, van een 3 (soms zelfs een 2) het ene jaar naar een 6 of een 7 het andere jaar, om een jaar later weer een paar punten omlaag te duikelen. Die grote verschillen zouden alleen te verklaren zijn als de scholen waarvan de cijfers sterk op-en neergaan jaar na jaar het grootste deel van hun personeel vervangen - een onwaarschijnlijk scenario.

Ook is vaak geen enkel verband te zien tussen bijvoorbeeld de vmbo-, havo- of vwo-afdeling van eenzelfde school. Ook dat is raar, want ik ken veel scholen waar docenten lesgeven in meerdere afdelingen tegelijk, waardoor vwo, havo en vmbo vrijwel nooit autonome eilanden binnen een school zijn. Vrijwel zeker spelen toevallige omstandigheden, zoals de samenstelling en achtergrond van een bepaalde leerjaargroep, instroom van de basisscholen en andere factoren, een veel belangrijker rol in de schommelingen.

Het is heel onwaarschijnlijk dat de Dronkers-cijfers een goede afspiegeling zijn van de kwaliteit van een school. Maar de manier waarop ze in de media worden gepubliceerd kan evengoed schadelijk zijn. Een school die van Dronkers een zware onvoldoende krijgt, zal dat zeker merken in de aanmeldingen het jaar daarop, ook al heeft dat cijfer niets met de kwaliteit van de school te maken.

Leerkrachten en docenten voelen kortom de druk van de afrekencultuur. Het is misschien nog niet zo erg als in de VS – maar moet het dan zover komen? – waar leraren op grond van uiterst aanvechtbare criteria worden ontslagen en openbare scholen worden gesloten. Maar ook hier voelen leerkrachten zich door de schoolleiding en het bestuur onder druk gezet om hoger te scoren en te trainen voor de Cito-eindtoets. Is dat erg? Ja, dat is erg, omdat kinderen dan terechtkomen op een niveau in het voortgezet onderwijs dat ze uiteindelijk niet aan kunnen. Dat is met name erg voor die kinderen, maar ook voor de scholen die daardoor lager scoren op allerlei lijstjes. En het is erg omdat door de toetstraining het onderwijs noodgedwongen versmalt. De hooggeleerde discussiepartners zouden er goed aan gedaan hebben zich te verdiepen in de omstandigheden waarmee scholen dagelijks te maken hebben en niet zo luchthartig te praten over 'accountability' (Maassen van den Brink).

Visie

Gert Biesta is van de vier deelnemers aan het rondetafelgesprek het meest kritisch over toetsen en (internationaal)vergelijken. In het gesprek noemt hij de drie pijlers van goed onderwijs: breed onderwijs dat aandacht besteedt aan drie dimensies:kwalificatie, dus dingen leren en vaardigheden verwerven, socialisatie en persoonsvorming. De werkelijke vraag is natuurlijk: wat is goed onderwijs? Biesta stelt terecht in 'Het Alternatief' dat die vraag eerst moet worden beantwoord, voordat er wordt nagedacht over onderwijsmethoden en toetsing. De Nederlandse overheid – en ook drie van de deelnemers aan deze rondetafel – maken de fout te beginnen bij het eind, het beoordelen van de kwaliteit, of zo je wilt, het afrekenen. Daaraan vooraf moet natuurlijk de vraag gaan wat je wilt beoordelen – de inhoud van het onderwijs dus – en daaraan vooraf de vraag waartoe het onderwijs moet leiden. We moeten een visie ontwikkelen op goed onderwijs.

Iedere school zal zijn eigen visie moeten ontwikkelen die door alle geledingen wordt gedragen. Dat kunnen dus heel verschillende visies worden en daarmee valt er voor ouders en kinderen ook werkelijk wat te kiezen.

Tenslotte. Hoe beoordeel je goed onderwijs?

De politiek zal moeten kiezen. Gaan we voor de armoedige oplossing: testen, beoordelen op testresultaten, prestatiebeloning voor docenten met hoge testscores, naming and shaming van docenten met lage scores en ten slotte ontslag van deze 'slechte' docenten?

Of gaan we naar een manier van oordelen die recht doet aan kwaliteit? Een die gebaseerd is op vertrouwen in de expertise, de professionaliteit en het verantwoordelijkheidsgevoel van degenen die het onderwijs dagelijks uitvoeren – en niet op wantrouwen? Kinderen gaan niet naar school om te slagen voor een test, ze gaan naar school om zoveel mogelijk te leren. Onderwijs is geen wedstrijd wie de beste is.

Dick van der Wateren is docent aan een middelbare school in Haarlem. Hij blogt voor http://onderzoekonderwijs.net/ en is mede-auteur van Het Alternatief.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent