Interview

Pleidooi voor pedagogiek

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 06-09-2017 Gewijzigd op 14-03-2018
Beeld Kars Tuinder/KTF Fotografie
Het maatschappelijk belang van onderwijs weegt uiteindelijk zwaarder dan individuele wensen, stelde de Onderwijsraad onlangs in een advies. Hierin kan Jan Dirk Imelman – jarenlang hoogleraar in Groningen en Utrecht – zich goed herkennen. Verder pleit hij voor een herwaardering van de pedagogiek.  

Uw nieuwe boek gaat over cultuurpedagogiek. Wat bedoelt u daarmee?

‘Onderwijs moet kinderen inleiden in de cultuur en tradities van de samenleving waarin ze leven, en moet ze maatschappelijk vormen. Dit doel is sinds de jaren zestig meer en meer onder druk komen te staan, toen de aandacht groeide voor zelfontplooiing en het “ikke-denken”: Ik ben o.k. Jij bent o.k., zoals het destijds populaire boek van psychiater Thomas Harris heet. De gedachte dat onderwijs gevoed moet worden door culturele inhoud die voor de vorming waardevol is – een pedagogisch kernvraagstuk – verdween helaas.’

cijfersWat kwam ervoor in de plaats?

‘Mensen die meten. Zij zijn het onderwijs gaan domineren. Vooral onderwijskundigen zijn zich gaan bemoeien met hoe je moet lesgeven. Ze stellen een beginsituatie vast, bepalen een eindsituatie, meten wat bereikt is, of de ene methode beter werkt dan de andere. Maar wat je een kind hoort te leren, is een even belangrijke vraag, en die is niet meetbaar. Die vraag vereist namelijk het pedagogisch verantwoord doordenken van, ten eerste, wat kinderen voor hun vorming zouden moeten leren, en, ten tweede, wat de cultuur van de nieuwe generaties “vraagt” om haar te behouden en verder te ontwikkelen. Vormend onderwijs dient twee heren: het kind, dus de nieuwe generatie, en de cultuur.’

‘Mensen die meten zijn het onderwijs gaan domineren’

Is in een multiculturele samenleving wel duidelijk welke cultuur overgedragen dient te worden?

‘Cultuur is alles wat gemaakt is en gedacht wordt in een samenleving, dus niet alleen de “hoge cultuur”. Alle burgers hebben te maken met wat de samenleving aan ze geeft en van ze vraagt, op het gebied van bijvoorbeeld economie, techniek, recht, wetenschap en kunst. De algemene vorming beoogt de inleiding in kennis daarvan en in de vaardigheden die daarop berusten. Niemand ontwikkelt zichzelf uit het niets, er is altijd voeding nodig vanuit de cultuur. En die voeding geeft een kind – of het nu uit een autochtoon of allochtoon gezin komt – de mogelijkheid om zijn weg te vinden in een samenleving die zo complex is geworden en zo veel kennis en vaardigheden vergt, dat wij begin negentiende eeuw hebben gezegd: ouders kunnen niet meer in hun eentje verantwoordelijk zijn voor die transfer; er moet een brug geslagen worden tussen wat ouders nog wel kunnen en wat de samenleving vraagt. Sindsdien draagt de samenleving – zeg: de politiek – een pedagogische verantwoordelijkheid voor de draagkracht daarvan. Binnen een multiculturele samenleving is het bijzonder onderwijs zonder meer deel van die brug. Want aansluiten bij de beginsituatie en het milieu van leerlingen is een pedagogische eis.’

Volgens sommigen sluiten school en samenleving slecht op elkaar aan, getuige thuiszitters, vsv’ers en werklozen.

‘Omdat de vraag is losgelaten wat waardevol is vanuit de cultuur, is men gaan sleutelen aan de inhoud van curricula. Als gevolg van de zelfontplooiingsideologie werden bijvoorbeeld keuzevakken toegestaan in de Mammoetwet (1968, red.). Het cultuurpedagogische idee van vorming, namelijk nieuwe generaties inleiden in de cultuur, werd steeds meer losgelaten. De vloed van zogenaamde educaties maakte van het onderwijs een zwalkend schip dat reageert op de waan van de dag in de samenleving. Als er dan problemen opduiken – kinderen kunnen niet rekenen, het taalniveau van studenten daalt – volgt hapsnapbeleid om de zaken te “repareren”. Daarnaast hebben onder andere de opheffing van de lts en de outputfinanciering het hunne bijgedragen tot de kloof tussen samenleving en school.’

Dan zult u wel blij zijn met Onderwijs 2032?

‘Integendeel. We moeten met experts een cultuurpedagogische discussie voeren over wat we uit de cultuur halen en in een curriculum zetten. Maar de opdracht die de commissie-Schnabel kreeg – “raadpleeg het hele land” – was belachelijk. Je krijgt zo veel ideeën als er mensen leven. De commissie had het bovendien over “persoonsvorming”, maar doet alsof die los van kennisverwerving plaatsvindt. Een ander thema van Onderwijs 2032 is “leren voor de toekomst”. Maar de klassieke pedagogen zeiden al: over de toekomst weten we niks. Alleen wat we weten, is te onderwijzen en te leren. Curricula kunnen we alleen maar ontlenen aan onze kennis van nu. Pedagogisch gesproken is “leren voor de toekomst” dus onzin.’

Belachelijk, zegt u, maar ik heb leraren zelf nauwelijks horen protesteren bij de commissie-Schnabel.

‘Voor debatten over bijvoorbeeld voors en tegens van “2032” ontbreekt het ze, denk ik, gewoon aan tijd. Bovendien missen veel leraren een brede pedagogische blik: ook zij drijven mee op de golfslag van de cultuur, waarin pedagogiek verdween uit de opleidingen en vervangen werd door een vaag mengsel van psychologie en sociologie, ten koste van kennisfilosofie. Alle aandacht gaat nu uit naar empirisch onderzoek.’

Voor het blok: JA/NEE
Passend onderwijs?
‘Nee. De overheid stelt eisen aan regulier onderwijs waaraan niet te voldoen is. Als leerlingen leerproblemen vertonen, moet je speciaal opgeleide docenten of pedagogen inschakelen. De “gewone” leraar is daar niet voor toegerust, dus dat mag je niet van hem vragen. Soms moet je zeggen: deze kinderen hebben een aparte behandeling nodig, en die gaan we ze gJa/neeeven op een school voor speciaal onderwijs.’
Kansengelijkheid?
‘Ja, maar niet in de zin dat alle kinderen na de basisschool nog een paar jaar dezelfde algemene vorming krijgen. Uitstel van keuze, “omdat kinderen zich anders te vroeg vastleggen”, kan onrechtvaardig zijn. Er zijn een heleboel kinderen van een jaar of twaalf, dertien die zich maar al te graag zouden vastleggen, omdat ze niets anders kunnen of willen, en die verdienen het gewoon om timmerman of elektricien te worden. Het is te betreuren dat het lager beroepsonderwijs, met zijn combinatie van beroepsopleiding en bijpassende algemene vorming, verdwenen is.’
Kleinere klassen?
‘Ja en nee. Het hangt af van de omstandigheden. Maar het is duidelijk dat klassen te groot kunnen zijn.’

Wat is er mis met empirisch onderzoek?

‘Het nadeel is dat men een geconstrueerd verschijnsel onderzoekt. Een empirisch-wetenschappelijke conclusie zou niet verder mogen reiken dan het strikt gedefinieerde object van onderzoek, maar wordt in de praktijk van onderzoek en beleid vaak veralgemeniseerd. Empirisch onderzoek heeft de pretentie dat het geldige kennis voortbrengt, terwijl het allerlei aspecten die misschien essentiëler zijn voor de praktijk in de klas, niet vangt.’

Zou de pedagogiek het beter doen?

‘De kracht én de zwakte van de pedagogiek is dat zij kan laten zien wat de consequenties zijn van een bepaald concept en dat elk perspectief er slechts één is. Leraren en pedagogen moeten in de praktijk oog hebben voor wat er mogelijk is: dat bepaalde kinderen gebaat zijn bij montessori- en andere bijvoorbeeld meer bij frontaal onderwijs. Ze moeten binnen de onderwijsleersituatie jongleren met hun theoretische inzichten, praktische ervaring en intuïtie. Deze drie aspecten vormen hun pedagogische tact, die in de didactische praktijk de hoofdrol hoort te spelen.’

Terug naar Onderwijs 2032: wat kan de overheid doen om de aansluiting te verbeteren?

‘Zij moet vakinhoudelijke deskundigen en pedagogen periodiek vragen het curriculum te herijken, want cultuur is dynamisch. Faciliteer een goede cultuurpedagogische discussie, onder leiding van pedagogen die in bildung onderlegd zijn, en laat experts per vakgebied de inhoud vaststellen die maatschappelijk relevant is. Bekijk tegelijkertijd met leer- en ontwikkelingspsychologen hoe dat precies moet voor leerlingen van alle leeftijden. Daaruit kan een prachtig curriculum voortkomen. Maar in plaats daarvan is OCW competentiegericht onderwijs en het nieuwe leren gaan promoten als dé didactiek van de zelfontplooiing. Begrijpelijk, want OCW is een spreekbuis van de samenleving, die het “ikke, ikke, ikke” heeft omarmd.’

U bent geen fan van het nieuwe leren, begrijp ik?Jan Dirk Imelman

‘Het nieuwe leren berust op een misverstand. Dat kinderen kennis zouden construeren – een principieel uitgangspunt van het nieuwe leren – is een slechte metafoor. Ze leren door nabootsen en meedoen. Door vragen te stellen bij wat ze leren, problemen te zien en daarover na te denken. Maar ze construeren niks zelf: hun waarneming en denken worden gevoed door wat er vanbuiten komt. Daar doen ze iets mee, en dát heet leren, een vorm van zelfwerkzaamheid. Wie zegt dat het erom gaat dat kinderen hun eigen standpunten en opvattingen krijgen, maakt een karikatuur van het leren. Dan zijn we terug bij “ik ben oké, jij bent oké”.’

Jan Dirk Imelman (1939) begon zijn loopbaan als leraar. Hij droeg bij aan De overheid als bovenmeester (1999), gebaseerd op een rapport dat niet gepubliceerd mocht worden. Ten onrechte, zo oordeelden later de commissie-Dijsselbloem en Tweede Kamer. Onlangs schreef hij met twee collega’s Cultuurpedagogiek, onderwijspolitiek en de staat van het onderwijs.

Dit artikel verscheen in Didactief, september 2017.
 

Verder lezen

1 Leestips van Jan Dirk Imelman

Click here to revoke the Cookie consent