Artikelen

Online pesten: grote impact op kinderen

Tekst Cathy van Tuijl en Ingrid Zijlstra
Gepubliceerd op 02-09-2025 Gewijzigd op 23-09-2025
Het online leven van basisschoolkinderen beïnvloedt de dynamiek in de groep. Wat weten we eigenlijk van het online leven van bovenbouwleerlingen en wat kunnen leerkrachten doen om online pesten tegen te gaan?

De samenleving digitaliseert. Kinderen zijn van jongs af aan actief op internet met games en sociale media. Veel kinderen hebben al voor het einde van de basisschool een eigen mobiele telefoon en daarmee komt de online wereld het klaslokaal binnen, ook als kwetsende opmerkingen buiten de school(uren) worden geplaatst. Met de nog gebrekkige impulscontrole van kinderen is een leuke foto van een klasgenoot zo omgetoverd in een belachelijk plaatje, dat wordt gedeeld en veelvuldig geliked. Dat kan veel schade aanrichten, zeker als je niet weet wie dat heeft gedaan. Kinderen durven niet meer naar school of naar hun club. Online pesten kan ook subtieler zijn door bijvoorbeeld klasgenoten buiten te sluiten van groepsapps.

Pesten in het po

Tussen 2014 en 2016 was sprake van een daling van het aantal slachtoffers van on- en offline pesten in het basisonderwijs van 14 procent naar 11 procent. Sinds schooljaar 2021 is echter weer een toename van het aantal incidenten te zien, vooral in het basisonderwijs. In 2023 werd 17 procent van de basisschoolleerlingen regelmatig gepest. Gemiddeld gaat het om vijf leerlingen in een groep van 30 leerlingen. Er zijn inmiddels meer leerlingen die ernstig en langdurig (lees wekelijks of dagelijks) worden gepest. Ook maken scholen vaker melding van online bedreigingen met fysiek geweld. 

Monitoring

Na schrijnende pestgevallen, soms met dodelijke afloop, is in 2015 in de wet vastgelegd dat scholen verplicht zijn zorg te dragen voor de veiligheid op school. Scholen dienen een sociale veiligheidscoördinator te hebben. Ze moeten de door leerlingen ervaren sociale veiligheid monitoren en een sociaal veiligheidsbeleid voeren. De monitoring vindt minimaal een keer per jaar plaats met een instrument dat een actueel, betrouwbaar en representatief beeld geeft. Leerlingen in de bovenbouw vullen een vragenlijst in en in de onderbouw doen leerkrachten dat voor hun leerlingen. De monitoringssystemen die scholen gebruiken omvatten niet per se vragen over online pesten of online gepest worden. Daarom is onduidelijk is in hoeverre de 17 procent leerlingen die gepest worden een compleet beeld geeft van pesten of gepest worden.

Mediagebruik

Nu kinderen in de basisschoolleeftijd veel tijd doorbrengen op online platforms en online gamen, kunnen we niet langer om de problemen heen die hun online leven met zich meebrengt. Wij werden ons tussen 2017 en 2021 bewuster van die problemen, omdat enkele vierdejaars pabostudenten toen in hun afstudeeronderzoek naar de sociale veiligheid op hun stageschool vragen opnamen over mediagebruik en online pesten. Uit hun gegevens werd duidelijk dat destijds driekwart van de 780 bevraagde bovenbouwleerlingen sociale media gebruikte. Veel kinderen voelden zich veilig op internet of sociale media, ook al was het toezicht door ouders zeer beperkt. De mate waarin leerlingen destijds aangaven online gepest te worden varieerde van 4 procent tot 15 procent, met een gemiddelde van 6 procent.

MOOPV

De vragen van deze studenten waren gebaseerd op de vragenlijsten ‘Jongeren over sociale media’ en ‘Zorgen ouders mediagebruik kinderen’. De vragen en antwoordmogelijkheden waren echter voor een deel vereenvoudigd voor leerlingen van de bovenbouw van de basisschool. Daarom hebben we aanvullend onderzoek gedaan met als onderzoeksvraag: Hoe omvangrijk en ernstig is online pesten? We hebben in het voorjaar van 2024 zestien vragen voorgelegd aan bovenbouwleerlingen van tien verschillende basisscholen.

Lange tijd was er gebrek aan betrouwbare vragenlijsten om de omvang van online pesten vast te stellen. Inmiddels hebben Sumter en collega’s in Nederland een betrouwbare vragenlijst ontwikkeld om online en offline pesten te meten. Deze Multidimensional Offline and Online Peer Victimization Schaal (MOOPV) is bruikbaar voor kinderen en jongeren tussen de 9 en 18 jaar. Het instrument bestaat in totaal uit twintig vragen. Deze vragenlijst maakt onderscheid tussen direct en indirect pestgedrag. Een voorbeeld van direct online pestgedrag is: ‘De afgelopen zes maanden heeft een andere jongere mij op internet uitgescholden.’ Een voorbeeld van indirect online pestgedrag is: ‘De afgelopen zes maanden heeft een andere jongere mij op internet niet laten meedoen aan een gesprek terwijl ik dat graag wilde.’ De voorbeelden klinken relatief onschuldig, maar uitgescholden worden op internet kan gepaard gaan met bewerkte foto’s of plaatjes en dat heeft een flinke impact. Tel daarbij op dat dergelijke uitingen talloze malen gedeeld worden, 24/7 beschikbaar zijn en moeilijk online te verwijderen zijn. De gevolgen van één keer online uitgescholden of belachelijk gemaakt worden, variëren enorm.

Onderzoek

Wij hebben voor ons onderzoek tien vragen gesteld over online pesten uit de vragenlijst van Sumter en collega’s, en zes vragen over internet- en sociale mediagebruik. De scholen varieerden in leerlingaantal (van klein tot groot), locatie (van grote stad tot plattelandsgemeente), en in denominatie. Wat betreft het mediagebruik rapporteren de kinderen van 9 tot 12 jaar gemiddeld twee tot vier uur per dag op sociale media te zitten met uitschieters naar meer dan zes uur per dag. Slechts een derde van de kinderen geeft aan dat de ouders regels stellen en regelmatig toezicht houden op het sociale mediagebruik. De tijdsduur van het gebruik van sociale media hangt matig significant samen met slachtoffer zijn van online pesten. 

Moreel kompas

Zes op de tien leerlingen geeft aan het afgelopen half jaar minstens één keer online te zijn gepest (zie kader Resultaten onderzoek). De impact daarvan varieert, maar het is zorgelijk dat kinderen maandelijks of wekelijks online worden gepest. Ook omdat onderzoek laat zien dat online gepest worden in sterke mate samenhangt met offline pesten. Zeker voor leerkrachten die veel offline pestgedrag in hun groep zien, is het dan ook van belang de online ervaringen van kinderen te verkennen. Leerkrachten moeten dus met hun leerlingen bespreken wat er gebeurt in hun online wereld (zie kader Tips voor leerkrachten) en het is verstandig als scholen bij de monitoring van sociale veiligheid leerlingen vragen naar hun online ervaringen. Tot slot is het op de basisschool van belang schoolbreed en met de ouders te werken aan een moreel sociaal kompas  ̶  de online omgangsregels. Dat moet tijdig gebeuren, nog voordat de rol van leeftijdsgenoten en de daarmee gepaarde groepsdruk de overhand krijgt. 

    

 

           

Cathy van Tuijl  (foto links) is lector Jonge Kind Educatie bij Hogeschool Saxion en universitair docent bij Pedagogiek van de Universiteit Utrecht. Ingrid Zijlstra (foto rechts)  is hoofddocent/onderzoeker aan de Academie Pedagogiek en Onderwijs van Saxion. In 2024 verscheen Cyberpesten, onder redactie van Remco Spithoven en Cathy van Tuijl. Ingrid Zijlstra is mede-auteur van dat boek.

Resultaten onderzoek

Uit het onderzoek onder bijna 750 basisschoolleerlingen blijkt dat 40 procent nooit slachtoffer is geweest van online pesten. Van de 9 tot 12-jarigen heeft 60 procent daarentegen de afgelopen zes maanden wel minimaal één keer te maken gehad met online pesten. Gemiddeld genomen zijn leerlingen uit de bovenbouw van het basisonderwijs in dit onderzoek twee tot drie keer in de afgelopen zes maanden online gepest. Een kleine groep (3,1 procent) wordt maandelijks of zelfs wekelijks online gepest. Dit laatste percentage is weliswaar laag, maar bij een groepsgrootte van dertig leerlingen gaat het hier al om één leerling per groep. Net als bij eerder onderzoek naar het offline pesten, valt op dat er grote verschillen in online pesten kunnen zijn tussen groepen en tussen scholen. Naarmate leerlingen ouder worden, rapporteren zij dat er meer online gepest wordt. Dit hangt wellicht samen met meer mediagebruik op oudere leeftijd. Om verschillen tussen scholen te verklaren is uitgebreider onderzoek nodig. 

Tips voor leerkrachten 

  • Heb oprechte belangstelling voor wat er offline én online gebeurt in de groep en in de omgang met elkaar. Bespreek dit regelmatig. Moedig leerlingen aan om incidenten te melden. Melden kan ook anoniem door een brievenbus in de groep te plaatsen;
  • Om preventief aan de slag te gaan met de groepsdynamiek, kun je leerlingen bewust maken van hun rol bij online pesten. Er zijn filmpjes beschikbaar op de sites van SchoolTV, NJi en Mediawijsheid;
  • Leerlingen moeten instructies krijgen hoe zij zich 'technisch’ kunnen beschermen tegen online pesten. Leerlingen moeten ook leren waarom de impact van online pesten zoveel groter is voor het slachtoffer. Toeschouwers en meelopers moeten leren dat zij door het liken van een online bericht of foto de dader aanmoedigen en onderdeel van het online pesten worden. Handvatten op www.mediawijsheid.nl/competentiemodel;
  • Handel snel bij online pesten, bijvoorbeeld als foto's worden verspreid. Het online bereik is groot (Nji, 2025);
  • Bespreek als je het over pesten hebt ook online pesten. Werk hierbij samen met andere professionals op school en in de wijk (ketenaanpak) (NJi, 2025);
  • Organiseer (samen met ouders) een informatieavond voor ouders en leerkrachten om online pesten goed te begrijpen en te weten hoe je kinderen kunt ondersteunen en beschermen. (StopPestenNu, 2025).

Dit artikel is verschenen in Didactief van september 2025.

Click here to revoke the Cookie consent