Onderzoek

Nóg meer kennis gewenst

Tekst Marianne Boogaard en Guuske Ledoux
Gepubliceerd op 06-11-2006 Gewijzigd op 05-10-2021
Beeld Marianne Boogaard
Het Masterplan Dyslexie heeft het onderwijs aan kinderen met leesproblemen flink verbeterd. Toch hebben scholen en andere betrokkenen nog genoeg wensen over. Zo zou de leraar veel deskundiger moeten zijn in dyslexie.

Evaluatie masterplan dyslexie:

Scholen gaan gerichter om met dyslexie dan een aantal jaren geleden, maar er zijn nog steeds verbeterpunten. Scholen willen bijvoorbeeld graag meer tijd en middelen voor de begeleiding van leerlingen met leesproblemen en voor deskundigheidsbevordering van álle docenten. Lerarenopleidingen moeten al in een eerder stadium aandacht aan leesproblemen schenken. Dit blijkt uit een evaluatie van het Masterplan Dyslexie, uitgevoerd door het SCOKohnstamm Instituut. In 2004 werd het Masterplan Dyslexie ontwikkeld. Dit moest zorgen voor een nieuwe impuls in het onderwijs aan leerlingen met leesproblemen (zie kader op pagina 30). Van de 156 scholen die aan de evaluatie deelnamen, beschikt nu meer dan de helft over een dyslexiebeleid dat vastligt én wordt uitgevoerd. Overigens is niet in alle gevallen het Masterplan daarvoor de directe aanleiding geweest, want de helft (bo/sbo) tot driekwart (vo) van deze scholen heeft het beleid al sinds 2001 of langer. Ruim 90 procent van de basisscholen maakt inmiddels gebruik van het dyslexieprotocol voor groep 1-4. Daarnaast gebruikt 35 procent van de scholen het – recenter verschenen – protocol voor groep 5-8. Op 70 procent van de scholen voor voortgezet onderwijs werkt men met het vo-protocol. Verreweg het grootste deel van de scholen vindt de begeleiding van leerlingen met dyslexie en/of leesproblemen, en het beleid van de school (enigszins) verbeterd in de afgelopen jaren. Vooral intern begeleiders en zorgcoördinatoren zijn deskundig op het gebied van dyslexie. Voor (groeps)leerkrachten geldt dit veel minder. Zij zijn nog niet altijd voldoende in staat leesproblemen en dyslexie te onderkennen, of leerlingen met deze problemen goed te begeleiden. Wel weten de scholen dankzij het Masterplan beter waar zij kennis over dyslexie kunnen vinden: in de wsns-samenwerkingsverbanden.

Summier

Pabo’s en lerarenopleidingen besteden wel aandacht aan de didactiek van het lezen en spellen en de problemen die daarbij kunnen optreden. Meestal gebeurt dat in verplichte modules over lezen en spellen, of in modules rond zorgverbreding en leerproblemen. Die aandacht is de afgelopen twee jaar weliswaar toegenomen – ten dele als resultaat van het Masterplan – maar staat ook onder druk vanwege de herschikking van de studieprogramma’s in een major- en minorstructuur. De opleidingen richten zich in de majorfase op de ontwikkeling van basiskennis en -vaardigheden van studenten, dus op het begeleiden van ‘de gewone’ leerlingen. Pas tijdens de minorfase leren studenten omgaan met leerproblemen. In deze fase kiezen de studenten echter voor specialisaties, waardoor sommigen slechts summier worden voorbereid op het begeleiden van leerlingen met specifieke problemen. Leerkrachten blijken pas na het volgen van een nascholingscursus voldoende competent om leesproblemen of dyslexie te signaleren en te diagnosticeren, en om leerlingen met leesproblemen of dyslexie te begeleiden. Een panel van onafhankelijk deskundigen schat in dat hiervoor een gedegen cursus over de psychologie van lezen en spellen van minimaal honderd uur binnen het thema ‘leerpsychologie en individuele verschillen’ nodig is. Als het gaat om het streefdoel van het Masterplan Dyslexie: goede begeleiding van leerlingen met dyslexie en leesproblemen, is er nog enige ‘innovatieruimte’, blijkt uit de evaluatie. Bovenaan de verlanglijst van scholen staat: meer tijd en middelen voor de begeleiding van leerlingen, diagnostisch onderzoek, een taalspecialist, materialen, scholing en uitwisseling van kennis en ervaringen. Verder willen uitvoerders en andere betrokkenen graag doorgaan met deskundigheidsbevordering voor álle leerkrachten en met stimulering van het werken met de ontwikkelde protocollen. Ook het beleid van de schoolbesturen verdient aandacht, net als de afstemming tussen scholen en externe instellingen. De ontwikkelaars van het Masterplan Dyslexie en de scholen hebben daarnaast de wens om een structureel Steunpunt Dyslexie in het leven te roepen waar zowel scholen als ouders informatie kunnen vinden. G. Ledoux, T. Peetsma, Y. Emmelot, M. Boogaard & B. Emans, Evaluatie Masterplan Dyslexie. Rapport nr. 747, SCO-Kohnstamm Instituut, Amsterdam 2006. M. Boogaard, G. Ledoux, T. Peetsma, Y. Emmelot & B. Emans, Evaluatie Masterplan Dyslexie: casestudies. Schoolportretten dyslexie en leesproblemen. SCO-Kohnstamm Instituut, Amsterdam 2006. De portretten zijn te downloaden via de volgende websites: http://www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl, en http://www.masterplandyslexie.nl.  

 

Geef eens een ‘giga-compliment’

Al sinds jaar en dag doen alle eersteklassers van het Bornego College in Heerenveen in september een testdictee om dyslexie op te sporen. Sinds 2004 gebruikt de school hiervoor het signaleringsinstrument van het dyslexieprotocol vo. Leerlingen met een dyslexieverklaring krijgen op het Bornego twintig procent extra tijd om toetsen of examens te maken; ze kunnen een laptop, leespen en/of woordenboek gebruiken, en hun werk wordt beoordeeld op de inhoud en niet op de spelfouten. Daarnaast kunnen leerlingen elke ochtend tussen acht en half negen remedial teaching krijgen voor bijvoorbeeld spelling en begrijpend lezen. De sociaal-emotionele kant van dyslexie komt aan het begin van het tweede schooljaar aan bod. Onder begeleiding van een externe orthopedagoog praten dyslectische leerlingen die dat willen, in groepjes over hoe om te gaan met hun handicap. Een van de onderdelen is een gesprek met docenten oefenen in een rollenspel. Daarnaast is er op alle vier de locaties van het Bornego een dyslexiecoach. Die coaches zijn geen overbodige luxe: ‘De meeste dyslectische leerlingen ken ik als vreselijke doorzetters, die niet snel een docent zullen overvragen. Het is eerder zo dat zij bij leerkrachten te weinig een beroep doen op begrip voor hun dyslexie. Als je als coach dat gat kunt opvullen is dat al heel waardevol’, merkt een van hen op. Alle docenten van het Bornego College zijn op de hoogte gesteld van het dyslexieprotocol en hebben dit ook ontvangen. De remedial teachers zijn erin geschoold. In het beleidsplan dyslexie staat scholing van de andere docenten geagendeerd. Tips van het Bornego College: leer het verschil te (h)erkennen tussen ‘gewone’ pubers en de leerlingen met dyslexie wanneer zij om steun vragen. En: geef de dyslectische leerling af en toe een ‘giga-compliment’, liefst op zo’n manier dat het ook bij andere leerlingen en teamleden bekend wordt. 

Vroeg beginnen

Blijf zoeken naar manieren om kinderen die geen lol hebben in lezen, toch te motiveren. Die tip geeft het team van Panta Rhei, een algemeen-bijzondere school voor speciaal basisonderwijs in Deventer. Zestig tot zeventig procent van de leerlingen op Panta Rhei heeft leesproblemen, dertig tot veertig procent is echt dyslectisch. Meestal gaat het om ‘dyslecten-plus’, kinderen met complexere problemen, bijvoorbeeld dyslexie en adhd. Het gehele team van Panta Rhei is geschoold in het werken met het protocol Dyslexie voor de onderbouw. Daarnaast heeft Panta Rhei meegewerkt aan de ontwikkeling van het sbo-protocol, dit protocol is nu ook geïmplementeerd in de school. Vroeg beginnen is het motto van Panta Rhei. Al in de kleutergroepen wordt gewerkt aan de beginnende geletterdheid. ‘Dit voorkomt dat kinderen in een cirkel van falen terechtkomen als het gaat om het lees- en spellingonderwijs’, aldus locatiehoofd Joan Damen. De kleuters krijgen onder andere de klankgebaren van Trijntje de Wit (elke klank een eigen gebaar) aangeleerd. Koppeling van klanken aan tekens gebeurt via multi-sensorische inprenting, zoals via schuurpapieren letters, railsletters (waarbij het kind via rails de letter kan volgen), of met Klankie, een toetsenbord dat bij het intypen tevens de klank uitspreekt. In groep 3 leren de kinderen lezen met LeeswegPlus. In groep 4 start het lezen met niveaugroepen voor kinderen die dat al kunnen. Panta Rhei neemt deel aan het LISBOproject (leesimpuls speciaal basisonderwijs, een project van WSNS+ binnen het Masterplan Dyslexie). Een van de onderdelen is het Ralfi-lezen voor leerlingen die stagneren in hun ontwikkeling. In de Ralfi-groepen wordt vaak dezelfde tekst herhaald, onder andere met ‘koor-lezen’. Waar nodig geeft de remedial teacher individuele begeleiding. Uiteindelijk halen bijna alle kinderen van Panta Rhei tenminste het AVI-9 instructieniveau. 

Het masterplan dyslexie

Per klas zijn er gemiddeld één of twee leerlingen dyslectisch. De begeleiding van leerlingen met dyslexie en leesproblemen is echter, ondanks allerlei inspanningen, nog niet optimaal. Daarom stelde het ministerie van OCW in 2004 vijf miljoen euro extra beschikbaar voor verbetering van de aanpak van dyslexie en leesproblemen in het primair en voortgezet onderwijs. Het Expertisecentrum Nederlands, Weer Samen naar School Plus, de KPCGroep en enkele andere deskundigen ontwikkelden daarmee het Masterplan Dyslexie. De belangrijkste doelen en activiteiten van het Masterplan zijn:

  • Een geïntegreerde aanpak voor het herkennen en begeleiden van leerlingen met dyslexie (verder) ontwikkelen en vastleggen, in de vorm van onder andere de dyslexie-protocollen, zowel in het primair als in het voortgezet en het speciaal onderwijs.
  • Deze aanpak verspreiden.
  • Deskundigheidsbevordering voor groepsleerkrachten, docenten en zorgspecialisten op scholen.
  • Een dyslexiebeleid op scholen, bij besturen en samenwerkingsverbanden bevorderen.
  • De afstemming van de aanpak van dyslexie op school, thuis en in de externe zorg verbeteren. Einddoel, geformuleerd in het Masterplan, is een goede begeleiding van dyslectische leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs. 
  •  

    Click here to revoke the Cookie consent