Nieuws

Multitasken bestaat – en ook weer niet

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 09-08-2016 Gewijzigd op 26-10-2016
Hoe kunnen onze hersenen meer dingen tegelijk doen? En wanneer is dat wel en niet verstandig? De Groningse promovendus Menno Nijboer zocht het uit.

Eh… multitasking, dat was toch een neuromythe? Dat ligt genuanceerder, vertelt Menno Nijboer. Want we doen immers vaak en zonder problemen meer dingen tegelijk. Neem voetballen: we rennen, kijken naar de bal, houden tegenstanders met oor en oog in de gaten en als het een beetje meezit, knallen we die bal ook nog in de kruising. Het geheim? ‘Tijdens voetballen gebruiken we meer hersenfuncties tegelijk, visueel, motorisch en auditief, maar elke functie gebruiken we maar voor één taak.’ Zolang taken geen overlap in hersenfuncties hebben - niet interfereren - kunnen we naar hartenlust multitasken.

Multitasken gaat vooral goed bij activiteiten die we al goed beheersen. Bij het leren van nieuwe dingen moeten we juist onze volle aandacht op die nieuwe taak richten. ‘Dan is monotasking verreweg het beste,’ zegt Nijboer. Dat heeft ook te maken met het voorkomen van een overbelast werkgeheugen. ‘Je werkgeheugen kan maar één taak tegelijk uitvoeren. Steeds switchen tussen twee of meer taken kost heel veel tijd en energie. Dus twee taken met een sterke werkgeheugencomponent, bijvoorbeeld naar je wiskundeleraar luisteren en een gesprek met je buurman voeren, botsen. Maar je kunt best met je pen spelen tijdens de wiskundeles.’

Droedelen
Dat spelen met die pen is te vergelijken met het maken van droedels tijdens vergaderingen. Al tekenend blijken we juist beter te luisteren. ‘We houden onze aandacht erbij, juist door iets anders te doen.’

Sterker, als een taak saai of vervelend wordt, verzinnen we onze eigen afleiding. De kunst is te weten wanneer dat wel en niet verstandig is. Nijboer deed een experiment met een rijsimulator waarbij hij mensen op een saai of voorspelbaar traject liet rijden en sommigen een extra taak gaf. Tegelijkertijd autorijden en iets van een tablet lezen bleek, niet verrassend, tot slechtere rijprestaties te leiden. Maar luisteren naar de radio maakte van mensen juist betere chauffeurs. Dat komt omdat mensen die alleen maar aan het rijden zijn op een saai traject gaan dagdromen. ‘Dat is een vrij afleidende taak, waarbij je gaat staren naar een punt. Niet slim natuurlijk. Je kunt beter naar de radio luisteren of een gesprek voeren met je medereiziger.’ Mobiel bellen kun je dan weer beter niet doen. ‘Het grote probleem met mobiel bellen is niet dat je een hand minder aan het stuur hebt, maar dat je gesprekspartner jou niet ziet. Hij kan er dus geen rekening mee houden als jij even je aandacht op een lastige verkeerssituatie moet richten.’

Dagdromende leerlingen zijn dus een sterk teken dat de les te saai is. ‘Ze zoeken naar afleiding. Verveling is het grootste probleem voor onze hersenen.’

Click here to revoke the Cookie consent